Het Chin. Ind. Restaurant oftewel ‘de Chinees’, ‘de afhaalchinees’, wie kent het niet? De rode lampionnen, het aquarium met de grote karpers, de enorme menukaarten en het afhaalluikje. We vieren er de verjaardag van opa en oma, we gaan er op zondag heen om af te halen zodat we op tijd met een bord babi pangang op schoot naar Studio Sport kunnen kijken. Tegenwoordig is dit bijzonder fenomeen niet meer weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld. Je zou bijna kunnen zeggen dat er in elk dorp in Nederland steevast drie dingen staan: een kerk, een kroeg en een Chinees.
Verschillende golven
De Chinese gemeenschap in Nederland kent een lange geschiedenis. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau is er sprake geweest van vier immigratiegolven van Chinese migranten die naar Nederland zijn gekomen. De eerste golf vond plaats in het begin van 1900 in de vorm van jonge Chinese zeelieden. De tweede golf kwam na de Tweede Wereldoorlog, en bestond uit Chinezen uit voormalige Nederlandse koloniën, zoals Suriname en Indonesië. De derde golf was tijdens de jaren 70 en 80, voornamelijk uit Hong Kong. Sinds 2000 is de vierde golf ontstaan: de golf van Chinese migranten uit Mainland China, die vaak komen om te studeren of zaken te doen.
Zelf wil ik toevoegen dat er voor 1900 nog een golf was, die bestond uit rijke Chinezen uit Indonesië die naar Nederland kwamen om hier te studeren. Uiteraard mogen we andere groepen Chinezen zoals geadopteerden niet vergeten.
Ondanks de verschillende ‘golven’ lijkt de Chinese gemeenschap vandaag de dag toch nog het meest bekend te staan om het Chin. Ind. Restaurant. Terwijl de meesten zich de hoogtij dagen van de Chinees nog wel herinneren, gaat er een lange geschiedenis aan vooraf.
Eerste niet-Europese gastarbeiders
In 1911 brak in Amsterdam en Rotterdam een havenstaking uit. Door deze staking werd het onmogelijk om personeel in Nederland te werven, en besloten de rederijen Chinese zeelieden uit Londen te halen, waar ze al jaren met Chinezen werkten. Op 17 juni meerde een 26-tal Chinezen aan in de Rotterdamse havenstad. De eerste groep niet-Europese gastarbeiders die zich vestigde in Nederland.
Rond 1927 waren er ruim 3200 Chinezen werkzaam als stoker, matroos, of in de bediening als steward of kok op de Nederlandse schepen. De bemanning werd gecontracteerd via een werver; een shippingmaster. De shippingmaster deed zaken met de scheepvaartmaatschappijen en was verantwoordelijk voor het oplossen van eventuele problemen. Naast het fungeren als agent exploiteerde de shippingmaster ook logementen aan zeelieden.
De Chinezen leefden aanvankelijk zeer afgesloten en hadden weinig contact met de Nederlanders. Totdat een grote economische crisis in de jaren 30 het land teisterde. Hierdoor werden de Chinatowns op Katendrecht en in Amsterdam als het ware opengebroken.
Pindachinezen
Door de crisis was er nauwelijks tot geen werk meer in de havensteden, en waren vele Chinezen genoodzaakt zich door het land te verspreiden. Voor het eerst moesten de Chinezen zich mengen met het autochtone volk. Dit tot groot ongenoegen van de regering en het volk zelf. Desalniettemin probeerden de werkloze zeelieden te overleven door het maken en verkopen van een destijds in Nederland nog onbekende snack; het pindakoekje.
Met trommel en al begonnen trokken de voormalige zeelieden steeds meer landinwaarts. In het begin waren de pindamannen een nieuwtje, mensen waren nieuwsgierig en hadden medelijden met ze. Hierdoor deden zij goede zaken en konden op een dag wel 30 gulden verdienen.
De economische crisis raakte eind 1932, begin 1933 echter in een dieptepunt. Naast dat de koekjes niet echt in de smaak vielen bespaarden mensen ook liever hun geld. Vele pindachinezen raakten werkloos. De regering was bang voor criminaliteit en de hoge staatskosten en probeerde hen het land uit te zetten. Men had destijds ook een rijmpje bedacht op de pindaverkopende Chinezen: Inda, pinda, poepchinees. Poepchinees en pinda werden vooral genoemd vanwege de bruinige huidskleur van de Chinezen.
De crisis had ook grote gevolgen voor de logementen. Rond 1936 waren er nog maar 25 van 40 logementhouders overgebleven. Als resultaat moest men hun heil in andere dingen zoeken. Al snel werden er winkels en bedrijfjes geopend die zich richtten op de behoeften van de Chinese zeelieden. Naast wasserijen en kapperszaken, werden er drogisterijen geopend waar Chinese geneesmiddelen werden verkocht.
Het Chinees-Indisch restaurant
Maar het was al in 1922 dat het allereerste Chinese eethuis haar deuren opende op de Rotterdamse Katendrecht, Chong Kok Low. Letterlijk vertaald betekent het Chinees restaurant. Aanvankelijk werden deze eethuizen vooral bezocht door autochtone Chinezen, Chinese studenten uit Nederlands-Indië en de bohème.
In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog begon de Nederlandse bevolking langzaam maar zeker kennis te maken met de Chinese restaurants. Het was na de Tweede Wereldoorlog en de daaraan verbonden onafhankelijkheid van Indonesië dat de Chinese restaurants begonnen te veranderen. Veel Indische migranten, Nederlandse militairen en ook groepen Indische Nederlanders met een Chinese achtergrond trokken naar Nederland. De bestaande Chinese restauranthouders zagen een nieuwe doelgroep en breidde hun menukaarten uit met gerechten zoals saté en nasi goreng. De reeds bestaande Chinese restaurants trokken Indische ‘kokkies’ aan die Indische gerechten konden koken. De restauranthouders plakten het woord ‘Indisch’ achter ‘Chinees’, en het Chinees- Indisch Restaurant was geboren. Vanaf de jaren ‘60 verscheen babi pangang op de menukaarten, wat een ongekend succes bleek. Tijdens het hoogtepunt in 1998 waren er 2227 Chinese restaurants in Nederland.
Voor veel Nederlanders was de Chinees niet alleen de eerste ervaring met buitenlands eten, maar de eerste ervaring met het uit eten gaan op zich. Een van de redenen was dat het goedkoop was en je enorme porties kreeg. Mocht je uit eten gaan toch nog een stap te ver zijn dan kon je nog altijd een afhaalmaaltijd laten opscheppen in een van thuis meegebrachte pan. Uiteraard de grootste die je had.
Erfgoed
Tegenwoordig sluiten steeds meer Chin. Ind. Restaurants hun deuren. In 2019 telde Nederland er nog maar 1621. Daar zijn verschillende redenen voor. Op de eerste plaats omdat het erg moeilijk is om personeel te vinden. Daarnaast wil de tweede generatie de zaak niet overnemen. De Nederlandse eetcultuur is de laatste jaren ook enorm veranderd, de Chin. Ind. Restaurants lijken daar niet meer in te passen.
Voor mij persoonlijk staat het Chin. Ind. Restaurant voor culturele diversiteit, het is het resultaat van een kruisbestuiving van drie zeer specifieke culturen, de Chinese, de Nederlandse en de Indische. Naar mijn mening heeft het ook nergens anders kunnen ontstaan dan in Nederland. Het staat symbool voor de plek die de Chinezen door de jaren heen hebben verworven binnen de Nederlandse maatschappij en het staat voor een enorm sterk merk wat de oudere generatie Chinezen met bloed, zweet en tranen hebben weten op te bouwen.
Vrijwel elke Nederlander kent het en is het bijna niet meer weg te denken uit het Nederlands straatbeeld. Zodoende proberen wij als Stichting Meer Dan Babi Pangang de Chin. Ind. Restaurantcultuur op de inventaris van Nederlands Immaterieel Erfgoed toe te voegen.
Via deze enquête willen we jullie vragen om onze missie te steunen.
Heel interessant om te lezen over de geschiedenis en de vier immigratiegolven van de Chinezen in Nederland. Ik ben zelf dol op het Chinese eten en de Chinese afhaal en het is bewonderenswaardig dat dit eten zo bekend en geliefd is geworden in Nederland. Ik begrijp zeker waarom dit als immaterieel erfgoed wordt gezien, ik hoop dat de restaurant blijven bestaan.