Ik moet iets bekennen. Hoewel ik mode als een vloeiende, geen zweverige, kunstvorm beschouw, waarmee je bovendien dagelijks over straat kunt flaneren, ben ik ab-so-luut geen kunstzinning type. Kroller-Muller (nog steeds moeite met de uitspraak), Centre Pompidou (het staat in de steigers, wat moet ik nog meer zeggen), het Vaticaan Museum (ben geen fan van de paus), enzovoorts, ze zijn gewoon niet de verleidelijk rode bessensaus over mijn Mona griesmeel pudding.
Geef mij maar de Akropolis (de Grieken, DIE wisten pas hoe een jurk te draperen of het maximum uit een minimum outfit te halen!), Versailles’ bling bling (Marie-Antoinette, aaah, de pruiken, c’est magnifique!) of de piramides (halloo ongetemde hoofdtooi van Cleo!). Hedendaagse kunst en de onderliggende beweegredenen voor de artiest om een gloeilamp in het midden van een schuur te hangen naast een hark en een Barneveldse kip onder het mom van “Dit is mijn visie” ontgaan mij com-pleet. Waarvoor mijn nederige excuses uiteraard. Deze korte bekentenis, die menig kunstliefhebber waarschijnlijk al met tomeloos afgrijzen vervuld naar een volgende site heeft doen doorklikken — de Kroller-Muller homepage misschien — brengt mij tot de Beijing Design Week (BDW). De drie woorden spreken voor zich.
Van verlichte yoghurtpotjes in fabrieken tot Salome-geinspireerde lingerie: Kunst of kitsch?
Beijing Design?
Op de tijdspanne na, 26 september tot 5 oktober jl., is deze BDW een onderwerp op het Hollandse China2025.nl lijf geschreven aangezien Amsterdam dit jaar was verkozen als “Guest City” voor deze enorme onderneming. (Gewoon even een wist-je-datje tussendoor.) Het evenement werd dit jaar voor de vierde keer groots op poten gezet. Deze must-attend week die ontwerpers, van architecten tot industrieel ontwerpers tot schoenmaaksters, met hun hele hebben en houden, plus een paar kwasten en emmers – uitleg volgt, door de stad ziet rennen, springen, vallen, opstaan en weer doorgaan, schijnt een licht op de nieuwigheden die de stad te bieden heeft in alle mogelijke vormen van “ontwerp.” Het doel van de week is om Beijing als een innovatieve stad tentoon te stellen, waar meer dan industrie te rapen valt. En innovatie leidt dan hopelijk weer tot inspiratie.
De ontwerp ateliers liggen tijdens deze week verspreid over de hele stad, maar headquarters (mijn focus hier) waren dit keer gesitueerd in de hutongs van Qianmen in Xicheng District, een gebied dat in tegenstelling tot zijn Max Factor opgemaakte broertje Dongcheng District (waar velen van ons Peking-buitenlanders verblijven) er nog een beetje op z’n Remi-aftands-gekleed achteraan hinkte. Tot voor kort that was. Iedere “artiest,” of groep van artiesten (nationaal en internationaal), kreeg zijn/ haar of hun eigen studio toegewezen in de vorm van een typische courtyard, of zelfs verlaten aardenwerk fabriek, bij Qianmen, waar ze vervolgens alle ruimte kregen om hun visie en/of schepping letterlijk in beeld te brengen voor bezoekers (en potentiele klanten, de week wordt uiteraard in de eerste instantie voor promotionele doeleinden georganiseerd) – vandaar de benodigde kwasten en emmers. Er wordt nog vaak sceptisch gedacht over “innovatief ontwerp in China,” met goede reden, maar geloof me: Beijing Design? Het bestaat.
Design replaces Fashion (Week)
Eerlijk toegegeven, dit stukje begint meer op een schuldbelijdenis te lijken, is de Beijing Fashion Week soms nog een beetje saai. Het modetalent zit verstopt over de hele stad, maar staat jammer genoeg nog niet in volle geuren en kleuren op de catwalk – een feit waar ik dankbaar gebruik van maak, dat wel. Design Week daarentegen, heeft deze kunst-Judas uitermate aangenaam verrast dit jaar! Avond 1 van de week werd ik meegetroond naar een verlaten fabriek, gesitueerd diep in het doolhof van de tientallen Qianmen steegjes. Daar aangekomen voelde ik me uiteraard, met dat zeer lage kunst-IQ in het achterhoofd, niet op m’n gemak tussen de (been-there-done-that) kitsch lichtinstallaties en onverklaarbare figuren (was net een kinderpuzzel a la “stop het blok in het vierkante gat”). Godzijdank voor de verlichte Absolut bar. De gang verlicht door honderden typische aarden Peking yoghurtpotjes die zich als een wulpse anaconda naarboven slingerden kon deze ongelovige Thomas daarentegen wel bekoren. Kunst – denk ik.
Hetzelfde gold voor de verschillende mode ontwerp ateliers die zich uitstrekten doorheen de aangrenzende steegjes, waar vroeger het rode lichten district van Peking lag, en die ik in de erop volgdende dagen bezocht. Van handgemaakte accessoires tot velouren schoenen en kleine maar fijne bondage lingerie, voor elk was er wat wils. Ook hier zette de nieuwe trend van “kwaliteit boven kwantiteit” stevig door: specifiek en persoonlijk ontwerp in plaats van algemene trends and massaproductie. En dat vond ik het mooiste van mijn meerdere tripjes naar de “rosse buurt” tijdens de week. In tegenstelling tot de al gevestigde ontwerper-waarden die in hun winkels en studios aan de andere kant van de stad bleven (Sanlitun), zag ik in Qianmen een nieuwe bron van ongebreidelde inspiratie, gevuld met passie en enthousiasme voor het design vak in al zijn facetten, overlopen. Enkel in een maatschappij die na decennia van economische ontwikkeling nu ook aan de sociale ontwikkeling begint, zie je dit soort exuberant, “alles kan en alles mag,” Boheems denken. Inspiratie en innovatie schreden deze week hand in hand door Qianmen.
“Ontwerpen” gaat niet per se over cash ontvangen, maar over ontdekken; het ontdekken van kunst, kitsch en alles er tussenin.