Het was 2006 en ik reisde samen met een vriendin door China. We kwamen aan in Beijing, en gingen naar het zuiden van de stad om naar een hostel te gaan, dat zij nog kende van een bezoek het jaar daarvoor. Terwijl we door de oude hutong-buurt Dalshalar liepen, vertelde ze enthousiast hoe authentiek die buurt nog was en hoe ongedwongen de sfeer in het hostel was. Ik herinner me goed dat ze zei “Hier de hoek om en we zijn er!”, om vervolgens linksaf te slaan en in één grote bouwput terecht te komen.

Dit zal herkenbaar zijn voor iedereen die de Chinese hoofdstad de afgelopen decennia heeft bezocht. Stadsontwikkeling gaat snel en efficiënt; wat de ene dag een traditionele wijk is kan een week later een bouwput zijn, om slechts een paar maanden later een enorm flatgebouwencomplex te zijn, of een gecentrificeerde variant van de traditionele buurt die het was.

Dàzáyuàn in Dàshalàr

Harriet Evans beschrijft dit fenomeen voor de wijk in Beijing waar alles wat meespeelt in deze stadsvernieuwing samenkomt. Dashalar is het district ten zuiden van de Qianmen poort en het Tian’anmenplein, wat van oudsher buiten de stadsmuren lag. Hier verzamelden handelaren van buiten de stad zich, bereidden kandidaten van buiten Beijing zich voor op het paleisexamen en waren de bordelen en gokhuizen die binnen de stadsmuren geweerd werden.

De grote courtyard woningen die dit stadsdeel vormden werden tijdens het bewind van Mao opgedeeld, waardoor er veel gezinnen samen in één courtyard kwamen te wonen. Deze dàzáyuàn, ‘compound courtyards’, werden daarna gedeeld door verschillende gezinnen, waardoor de originele courtyards zijn uitgebreid met lukraak aangebouwde kamers om meer woonruimte te creëren. Bewoners van zo’n dazayuan delen doorgaans de kookvoorziening – niet zelden een gaspit onder een simpel afdakje, en verreweg de meeste woningen hebben geen stromend water.

Een vervallen wijk in het centrum van Beijing

Auteur Harriet Evans

De overheid van Beijing is al decennia bezig met het opnieuw inrichten van deze buurt. De vervallen huizen en erbarmelijke sanitaire omstandigheden zijn niet toekomstbestendig. Sinds de jaren 90 wordt de buurt gemoderniseerd, wat in een stroomversnelling kwam in aanloop naar de Olympische Spelen in 2008 – precies de periode dat de ervaring die ik hierboven beschreef plaatsvond.

In 2005 woonden er bijna zestigduizend mensen in Dashalar, een district dat ruim een vierkante kilometer groot is. Zij kregen de keuze om te verhuizen naar een door de overheid aangewezen appartement in een buitenwijk, om zelf andere woonruimte te vinden, of om andere woonruimte toegewezen te krijgen in een hoekje van Dashalar, samen met anderen die niet wilden verhuizen.

Dit resulteerde in het uiteenvallen van sociale structuren en van een diverse gemeenschap die vaak al decennia in de buurt woont. De oude courtyardwoningen werden gesloopt om plaats te maken voor een commercieel district, dat met vestigingen van Starbucks en grote winkelketens, gevestigd in nieuwe gebouwen in oude stijl, wordt gepromoot als de belichaming van “het oude Beijing” (lǎo Běijīng).

De bewoners van Dashalar

In ruim tien jaar onderzoek heeft Evans verschillende bewoners van Dashalar met verschillende achtergronden gevolgd en door de jaren heen meermaals uitgebreid gesproken. Samen met archiefonderzoek en antropologisch onderzoek vormt dit de basis van Beijing from Below. Evan’s bevindingen worden gepresenteerd in zes uitgebreide (geanonimiseerde) portretten van zeer verschillende bewoners van Dashalar, en zo leren we een aantal van hen goed kennen.

Bijvoorbeeld “Oude mevrouw Gao”, die sinds 1937 in de buurt woonde. Toen haar gezondheid minder werd kon ze op een krukje voor de courtyard zitten om wat aanspraak te houden, maar dat hield op toen ze in 2011 naar een appartement in een buitenwijk verhuisde, in afwachting van het slopen van de dazayuan waar ze woonde. In het nieuwe appartement had mevrouw Gao een eigen slaapkamer, waar ze overleed in 2013, afgesneden van het sociale leven in de enige buurt die ze kende.

We kijken ook mee in het leven van Hua Meiling, die sinds de jaren 90 in een kleine kamer in een dazayuan woont met haar inmiddels volwassen dochter. Als alleenstaande moeder knoopt ze de eindjes aan elkaar met allerhande baantjes, en als het echt niet anders kan soms door zich te prostitueren, waarvoor ze een aantal keer is gearresteerd.

Het meest schrijnende verhaal is dat van Li Fuying en zijn vrouw, die eind jaren 90 als migrantenarbeiders uit het arme Shaanxi naar Beijing kwamen. Zij kregen dagelijks te maken met discriminatie vanwege hun provinciale afkomst, en werden uitgebuit door werkgevers vanwege hun illegale status in de hoofdstad. Beide werden verschillende keren opgepakt en onder onmenselijke omstandigheden teruggestuurd naar Shaanxi, maar ze wisten altijd terug naar Beijing te komen. Eind 2015 trekken ze terug naar Shaanxi, gedesillusioneerd omdat hun decennialange zwoegen tot niets heeft geleid.

Beschreven van onderaf

Na ieder hoofdstuk geeft Evans een uitgebreide reflectie op het leven van de geportretteerde, waarin hun leven in een bredere context wordt geplaatst. Deze opzet resulteert in een bijzonder levendig verslag van hoe de mensen aan de onderkant van de samenleving hun eigen leven zien, met daarbij maatschappelijke reflectie.

Voor iedereen die Beijing een warm hart toedraagt, of interesse heeft in hoe de Chinese stadsontwikkeling de levens van de bevolking beïnvloedt, is dit boek een aanrader. Het geeft een diepe inkijk in het leven aan de onderkant van de Chinese samenleving. Harriet Evans geeft met Beijing from Below een gezicht aan de riksjarijders, verkopers van toeristische parafernalia op het Tian’anmenplein, de afwassers in restaurants en andere naamlozen die Dahalar bevolken.

Beijing from below – stories of marginal lives in the capital’s center | Harriet Evans | Duke University Press | mei 2020 | paperback €24,90 | ook verkrijgbaar als e-book | 288 pag. | ISBN 978-1-4780-0815-6