Mensen geven betekenis aan grenzen

Het uitgestrekte grensgebied in de steppe tussen Rusland en China laat de geschiedenis van zien van Rusland en China als zich ontwikkelende imperia. Dat is de gedachte van de Duitse China- en Ruslanddeskundige Sören Urbansky. In plaats van te focussen op de hoofdsteden waar geopolitieke strategieën worden ontworpen, op diplomatie en verdragen, richt hij zijn aandacht op de mensen aan weerszijden van de grens. Wat doen zij met de lijnen die machthebbers op de kaart tekenen en met de maatregelen waarmee grenzen worden veranderd, versterkt en beveiligd?

De grens, als een lijn op de kaart of stapels stenen in het landschap, functioneert immers alleen door de betekenis die hij krijgt in het handelen van mensen. En dan gaat het niet alleen om de machthebbers in de hoofdsteden, hun legers en hun ambtenaren, maar vooral ook om boeren en nomaden die het grensgebied bevolken, smokkelaars en misdadigers, politieke activisten en vluchtelingen op zoek naar onderdak. De realiteit van de grens is een wisselwerking tussen het ‘top-down’ verhaal vanuit de hoofdsteden en de lokale dynamiek in de grensgebieden.

Poreuze grenzen bij de Argun

Het verhaal van Urbansky over de grens tussen Rusland en China gaat over het gebied aan beide oevers van de rivier de Argun, die meer dan 900 km nu de grens tussen China en Rusland vormt. Urbansky concentreert zich daarbij op de bovenste stroomgebied van de rivier, begrensd door de Grote Hinggan (of Xing’an)-keten, in het Noorden en Oosten en door het Gobi-plateau in het Zuiden en Westen, waar tegenwoordig Mongolië, China en Rusland elkaar raken. Dit was lang een gebied waar verschillende volkeren en culturen elkaar tegenkwamen.

Het boek laat over een periode van meer dan drie eeuwen zien, hoe in dit dunbevolkte en poreuze multiculturele grensgebied gaandeweg grenzen ontstonden, die niet alleen de bewoners aan weerszijden van elkaar scheidden, maar ook de grensbewoners isoleerden van hun eigen achterland.

Van keizerrijken tot communistische buren

Auteur Sören Urbansky

Het verhaal begint zijn bij de twee keizerrijken die tot het begin van de twintigste eeuw bestonden: het Russische rijk onder de heerschappij van de tsaren van de Romanov-familie (tot 1917) en het Chinese keizerrijk van de laatste dynastie: de Qing (tot 1911). Terwijl beide keizerrijken al actief met het verstevigen van grenzen bezig waren, en daarbij ook de etnische samenstelling van deze gebieden beïnvloedden, kwam de dynamiek lang de grens pas echt op gang rond de eeuwwisseling met de modernisering van beide samenlevingen, en dan vooral met de bouw van de spoorweg die de periferie van Rusland met de metropool (St. Petersburg, Moskou) verbond en Rusland met de Stille Oceaan. En de invloed van Rusland langs de spoorlijn nam toe.

Politieke conflicten, verschuivingen in machtsverhoudingen, binnen en tussen de twee rijken komen in het boek aan de orde als context voor de veranderende verhoudingen aan de grens en de rol van verschillende oude en nieuwe bevolkingsgroepen. De Boxeropstand in China (1899-1901), de Russisch-Japanse Oorlog (1904-1905) en de gecompliceerde situatie aan het einde van het bewind van de Qing in 1911 komen aan de orde. De Russische revolutie van 1917, en de daaropvolgende burgeroorlog had ook de nodige impact in Transbaikalië en het aangrenzende China. Ook betekenis van de Japanse vazalstaat Manchukuo (1932 – 1945) voor betreffende grens komt aan de orde. Het hardvochtige bewind van Stalin was voelbaar tot aan de grens met China. Met het ontstaan van de Volksrepubliek (1947) ontstond er een grens tussen twee communistische landen.

Hoe mensen met de grens omgaan

Genoemde veranderingen vormen de context van het verhaal, niet het onderwerp ervan. Dat betreft de manier waarop de betrokkenen in het grensgebied omgaan met deze veranderingen, er gebruik van maken en waar mogelijk naar hun hand zetten. En dan gaat het om autochtone bewoners, zoals boeren en nomaden, die om leren gaan met veranderende omstandigheden, om immigranten, avonturiers en criminelen die gebruik maken van de omstandigheden, om militairen en ambtenaren die hun rol spelen binnen dit veranderende veld.

Dit alles beschrijft de auteur in detail aan de hand van archiefmateriaal dat de stem van de grenspopulatie laat spreken, of het nu gaat om Russische boeren die zich in Chinese gebieden vestigen, personeel van het station van Manzhouli of Mongoolse groepen die de Japanners een tijdje als bevrijders hebben gezien.

Grenzen tussen de communistische buren

Dezelfde mate van detail vinden we in de hoofdstukken die de begintijd van de Volksrepubliek China behandelen en de vanuit beide landen georkestreerde ‘vriendschap’ tussen de volkeren. Het verslag door Urbansky op het niveau van de mensen aan de grens laat zien, dat deze vriendschap geen terugkeer betekende naar open grenzen en culturele diversiteit. Toen grensconflicten en ideologische onenigheid toenamen, leek de open grens geheel verdwenen.

Wat dit betekende op het niveau van de mensen aan de grens komt in detail aan bod in het boek. Pas in de jaren tachtig van de twintigste eeuw lijkt de grens weer wat open te gaan, laat de auteur met veel voorbeelden zien. Waar grenzen opengingen, bleken de mensen toch verder van elkaar af te staan dan toen ze officieel dicht waren, is een paradox die uit het verhaal naar voren komt.

Interessant perspectief, beperkte opbrengst

De aandacht voor het mensen in de grensgebieden in dit boek levert inderdaad een andere kijk op de geschiedenis dan die vanuit imperia en hoofdsteden. Door de veelheid van verhalen en feiten op dit niveau krijg je als lezer een gevoel van die toenemende beknelling door grenzen betekende voor wie ermee te maken had.

Toch lijkt de opbrengst beperkt, want wat hebben we nu eigenlijk geleerd over de grens tussen Rusland en China en waardoor die bepaald werd? Natuurlijk hadden de mensen aan de grens invloed, maar ook uit de gegevens van Urbansky zelf ontstaat toch de indruk dat vooral Beijing en Moskou de speelruimte bepaalden voor wat verschillende groepen mensen met die grens konden doen. Wat is dan het belang van het lokale perspectief? Deze vraag lijkt ook van belang voor wie zich anno 2020 met de grenzen van China bezighoudt (bijv. Xinjiang). De omvangrijke en zich vaak in details verliezende tekst kan daarbij zeker inspireren. De auteur is helaas geen groot stylist en de nogal stroef geschreven tekst (lange zinnen, onnodig complexe constructies) kan een uitdaging vormen.

Beyond the Steppe Frontier: a History of the Sino-Russian Border, Sören Urbansky, Princeton University Press januari 2020, hardcover €37,27, ook verkrijgbaar als e-book, ISBN 9780691181684.