Elf van de Nederlandse provincies hebben de afgelopen vier jaar geld gestoken in de relatie met China. Maar resultaten zijn niet meetbaar. Nederland is beter af als het zijn inspanningen bundelt en uitgaat van wat China wil, in plaats van hoe hier de budgetten worden verdeeld.
Vrijwel iedere provincie heeft in de afgelopen vier jaar handelsmissies en/of studiereizen naar China ondernomen. Dat blijkt uit een onderzoek van de regionale omroepen en de NOS. Negen van de twaalf provincies reageerden op een verzoek om informatie, waaruit blijkt dat alleen de provincie Flevoland de Volksrepubliek links heeft laten liggen.
Opvallend, zegt de NOS, is dat buiten China in het kader van de handelsbetrekkingen vrijwel geen andere landen werden bezocht. Utrecht is de enige provincie die ook andere handelsmissies heeft ondernomen (naar India en Japan).
Drenthe, Overijssel en Limburg gaven geen inzage in provinciale dienstreizen naar het buitenland. Maar enig Googlen leerde mij dat ook deze provincies in de afgelopen bestuursperiode een of meerdere reizen naar China hebben georganiseerd.
Resultaat
Het is vanzelfsprekend verheugend dat in het provinciaal bestuur een brede belangstelling bestaat voor economische, educatieve en culturele uitwisseling met wat inmiddels de tweede economie ter wereld is. Net zoals een aantal grote steden een missie naar China heeft gezonden.
Twee dingen vielen mij op: de provincies die wel inzage in hun buitenlandse dienstreizen gaven, kunnen geen gegevens leveren over de resultaten van hun inspanningen. En de bedragen die aan de missies zijn uitgegeven zijn bescheiden, om niet te zeggen erg laag.
Ten eerste het gebrek aan meetbare resultaten. Je hoort weleens zeggen dat we in een tijd van rendementsdenken leven. Burgers eisen dat doelen en resultaten van overheidsbeleid meetbaar worden gemaakt. Bij handelsdiplomatie is dat –in Nederland althans- niet het geval. Er zijn geen harde cijfers over meer omzet of banen als gevolg van de provinciale missies naar China, concludeert de NOS.
Dat verbaast me helemaal niets, want anderhalf jaar geleden vroeg en kreeg ik inzicht in de verslagen van handelsmissies die Nederlandse bewindslieden in 2013 naar China hadden ondernomen. Ik was verbaasd over de stukken die het niveau van een verslag van een schoolreisje zelden ontsteeg.
Het verslagje dat minister Schippers aan de Tweede Kamer stuurde, stond bol van de superlatieven, maar miste feiten. Toenmalig staatssecretaris Weekers leverde twee karige alineaatjes in. Alleen het verslag van minister Ploumen was uitgebreider en bevatte uitgesplitste informatie over het doel, de resultaten en de follow up van het bezoek; al waren deze alinea’s betrekkelijk vaag en bleef onduidelijk wat het rendement van het bezoek was geweest.
Huub Ruël, lector international business aan de Hogeschool Windesheim, constateerde in 2013 dat handelsmissies zelden het niveau van ‘inspirerende en leuke reisjes’ ontstijgen. Ruël onderzocht tientallen internationale studies en kwam tot de conclusie dat zij geen ‘substantiële toename’ van het handelsverkeer hebben bereikt.
Ruël spreekt zelfs over een ‘afvoerputje’ van gemeenschapsgeld. Dat is volgens hem deels de schuld van gebrekkige ambtelijke voorbereiding en het ontbreken van structurele follow up. Maar ook bedrijven die deelnemen, nemen de missies volgens Ruël onvoldoende serieus. Ze bereiden zich slecht voor. Nederlandse bedrijven gaan er volgens hem te gemakkelijk van uit ‘dat contacten ook tot contracten zullen leiden’. Iets wat in China zeker anders ligt.
Ten tweede vielen mij de bedragen op die provincies investeerden in de relaties met China. Groningen gaf in vier jaar 17.000 euro uit aan één handelsmissie naar China. Dat is natuurlijk helemaal niets! Er vanuit gaande dat een retourticket naar China ongeveer 850 euro kost, kan je twintig man eenmalig naar de Volksrepubliek sturen en dan is er geen budget over om –ik zeg maar wat- Groninger kruidkoek of wat Hooghoudt jenever als relatiegeschenk mee te nemen. Laat staan om het bezoek fatsoenlijk op te volgen.
Noord-Brabant is volgens de NOS koploper met 77.000 euro aan vijf dienstreizen (naar de provincie Jiangsu). Maar per reis ontstijgt dat het budget van Groningen niet. De provincie Gelderland lijkt de enige die het ontwikkelen van relaties met China serieus neemt; het budget van 53.000 euro per jaar is voor de helft besteed aan een (part-time) medewerker die ook Mandarijn beheerst.
Hier komen beide elementen, gebrek aan meetbare resultaten en gebrek aan middelen, samen. Niemand is tegen handelspromotie, zolang dat maar effectief gebeurt. Meetbaarheid is daarbij de sleutel.
De rijksoverheid heeft door zijn structurele desinteresse in China de afgelopen tien jaar een enorm gat laten vallen waarin provincies (en grote steden) zijn gesprongen. Pas in november 2013 stuurde toenmalig minister Timmermans de notitie ‘Investeren in Waarden en Zaken’ naar de Tweede Kamer met het nieuwe Nederlandse Chinabeleid.
Sindsdien initieert de rijksoverheid op regelmatige basis handelsmissies naar de meest veelbelovende economie ter wereld. Het bezoek van premier Rutte in november 2013, het staatsbezoek van Xi Jinping aan ons land in maart 2014, het aanstaande bezoek van Rutte eind maart 2015 en –ik verklap het alvast- het bezoek van koning Willem-Alexander later dit jaar aan China zijn daar de tastbare resultaten van.
Chinese behoefte
Investeren in een relatie met China is absoluut zinvol. Grote multinationals weten dat als geen ander. Zij hebben de menskracht, de middelen en het geduld om de Chinese markt te ontsluiten. Grote internationale bedrijven als Unilever, AkzoNobel en DSM halen inmiddels een aanzienlijk deel van hun omzet en winst uit China.
Voor het MKB is dat anders. Op eigen kracht kunnen zij nabijgelegen markten als België, Duitsland en Frankrijk ontsluiten. Voor moeilijk toegankelijke markten kunnen zij vaak de hulp van de overheid goed gebruiken.
Versnippering van overheidsinspanningen is daarbij funest. Het bouwen van een relatie met Chinezen vraagt tijd, volharding en vooral geduld. De hele wereld wil momenteel zaken met hen doen. Nederland moet goed nadenken waar China behoefte aan heeft.
Bestuurders zullen zeggen dat hun aanwezigheid deuren in China opent. Waarschijnlijk is dat ook zo; ik wil dat effect niet onderschatten. Je hoort hen ook zeggen dat China zo groot is, dat provincies of zelfs grote steden ieder hun eigen niche kunnen aanspreken. Dat argument hoor je trouwens nooit andersom. Dat Nederland zo klein is dat het voor Chinese bestuurders of bedrijven werkelijk niet uitmaakt of ze met Noord-Brabant of Flevoland zaken doen.
De waarheid is dat er een wereld valt te winnen in China. Maar dat het beter is dat alle goedbedoelende initiatieven worden gebundeld over kansrijke sectoren dan over onze provinciegrenzen. Laten we al dat geld van grote steden, provincies, kamers van koophandel en brancheverenigingen niet versnipperen, maar bundelen om te scoren in de sectoren die in China’s behoeftes kunnen voorzien.
Hoewel ik me helemaal kan vinden in de conclusie, dat er meer samenwerking nodig is en dat het er efficienter met de relaties kan worden omgegaan, is de rest van het verhaal een beetje kort door de bocht.
Resultaatmetingen voor handelsmissies zijn eigenlijk niet goed mogelijk, omdat deze missies voor veel bedrijven een eerste orientatiebezoek zijn; In een vertrouwde omgeving kennismaken met China. Het is niet de rol van de overheid om zaken te doen voor bedrijven en resultaat te halen, het is de rol om te faciliteren. Het is uiteindelijk aan de bedrijven om er wat verder mee te doen.
Het resultaat komt vaak echter later, soms jaren later. En als een bedrijf meegaat met een missie en er daardoor achterkomt dat de Chinese markt niets voor hem, is dat OOK een resultaat. Als een burgemeester op een reis een bedrijf bezoekt dat een twee jaar daarop, na nog een aantal bezoeken misschien, besluit om in Nederland te investeren, is dat ook een resultaat.
Ik heb zelf meegemaakt dat de burgemeester van Eindhoven tijdens een missie samen met zijn Chinese counterpart een Chinees bedrijf bezocht dat al in onderhandeling was met een Nederlandse leverancier. Een dag later lag er een order van 2 miljoen op tafel. Dan zijn de kosten van zo’n reisje peanuts. Gezeur over Chinareisjes is vaak een typisch voorbeeld van het pennywise/pound foolish principe.
Hoe je het ook went of keert, een puur kwantitieve resultaatsmeting op handelsmissies is niet mogelijk en niet gewenst, zeker niet in het geval van China waar investeren in relaties tijd kost. Ik vond het onderzoek van Windesheim dan ook een beetje zuur en vooringenomen overkomen, en absoluut niet stroken met het beeld dat ik de afgelopen jaren heb opgedaan in de vele missie die ik heb mogen meemaken, zowel als deelnemer als organisator, en de bijna zonder uitzondering positieve ervaringen van deelnemers.
Ik ben in die jaren overigens ook geen fan geworden van grote,algemene brede, orienterende missies, hoewel ook deze voor de deelnemers die zich willen orienteren nut kunnen hebben. Voor mij is de ideale missie gefocust op 1 sector, niet te groot, deelnemers uit het hele land, met zowel overheid, onderwijs en bedrijfsleven erin vertegenwoordigd, met inderdaad een gedegen voorbereiding en follow-up. Die missies zie ik wel voortkomen uit sectorale organisaties maar inderdaad nog genoeg niet vanuit de overheden: Daar licht nu juist een link.
De zusterstedelijke en -provinciale banden voegen wel degelijk iets toe en hebben nut, al pakken inderdaad niet alle locale overheden het even professioneel aan en zouden de steden en provincies meer hun best moeten doen om bedrijven uit het het hele land mee te liften op de relaties. Als Zuid-Holland een relatie heeft met een provincie waar landbouw belangrijk is, moeten ze ook landbouwbedrijven uit de rest van het land meenemen om ze zo een ingang te bieden.
Een laatste opmerking, en opnieuw een bewijs dat puur naar de cijfertjes kijken niet werkt. De provincie die het beste omgaat met China is in mijn ervaring zonder enige twijfel Brabant, waar de provincie duidelijk een coordinerende rol speelt om alle partijen (locale overheden, instellingen, bedrijven, onderwijs) in Brabant op een lijn te krijgen, met een lange termijnvisie werkt met een sectorale focus en ook vaak sectorale missies. Brabant (via de BOM en in samenwerking met het NBSO heeft een eigen vertegenwoordiger in China, en hun Chinese zusterprovincie een vertegenwoordiger hier). Ook Zuid-Holland heeft overigens Chinese experts in dienst (extern) met een vertegenwoordiging in China met een duidelijke sectorfocus. Deze doen het echt nog niet zo slecht.
De steden- en provinciebanden in China zijn echt iets om te koesteren en bieden voor bedrijven geweldige ingangen, en dat opgeven zou kwalijk zijn. Maar betere coordinatie en samenwerking tussen de provincies en landelijke overheid (RVO, NFIA) is natuurlijk wel degelijk gewenst om het meeste eruit te halen.
Ja, een juiste link is allerbelangrijkst, maar aan de Chinese kant is weer een ander verhaal, de lokale Chinese overheid brengt niet altijd een juiste link.