De eerste contacten tussen Nederland en de CCP

In deel 1 van dit blogdrieluik beschreef ik de eerste voorzichtige schreden van de Nederlandse regering op weg naar toenadering tot de Chinese Communistische Partij (CCP). Onder de voor- en tegenstanders van een engagement-politiek was er destijds geen enkele Nederlander die kon bogen op eerstehands ervaring met de Chinese Communisten. De énige uitzondering hierop was een voormalig scheepsmachinist die ooit in China was blijven steken, en door de oorlog in de wereld van het inlichtingenwerk zou belanden. Zijn unieke verhaal, dat jarenlang lag opgeborgen in een stoffige archiefdoos, mag in dit tweede deel dan ook niet onvermeld blijven.

Het Yan’an mysterie

Carolus Alphonse Maria Brondgeest werkte als technisch bedrijfsleider voor een Brits stroombedrijf in de ambassadewijk van Beijing toen de oorlog met Japan uitbrak. Na de aanval op Pearl Harbor plaatste het Japanse militaire bestuur hem onder huisarrest, maar begin 1942 wist de Nederlander te ontsnappen. Met de hulp van Communistische guerrillastrijders slaagde Brondgeest erin, grotendeels te voet, de bezette Chinese gebiedsdelen te ontvluchten en ‘vrij China’ te bereiken. Na aankomst in Chongqing, acht maanden later, meldde hij zich via de Nederlandse ambassade als vrijwilliger aan voor het KNIL. Hij zou tot de Nederlandse militairen behoren die in augustus 1945 op Sumatra landden en nadien in Indonesië werkzaam blijven voor de Nederlandse militaire inlichtingendienst NEFIS.

De 3,600 kilometer lange ontsnappingstocht door bezet en onbezet gebied had Brondgeest ook naar Yan’an gebracht, het toenmalige hoofdkwartier van de CCP in noordwest China. Tijdens zijn twee weken durende verblijf aldaar had hij er verschillende hoge partijkaders ontmoet, onder wie Mao Zedong, die zich in Yan’an als de onbetwist leider van de Communisten had ontpopt. Brondgeest was erg onder de indruk van wat hij in de afgelegen enclave aantrof, en vooral ook van wat hij er niét vond. Want het ‘andere China’ dat hij daar had gezien, was er één ‘zonder riksja’s, afpersing, prostitutie, opium-verslaafden en bedelaars.’ Niet de Nationalisten van Chiang, maar de Communistische guerrillastrijders van Mao waren volgens Brondgeest China’s ware patriotten.

Het uitgebreide reisverslag dat Brondgeest na aankomst in Chongqing op de typemachine van Jan van den Berg uittikte, maakte grote indruk onder de geallieerde vertegenwoordigers in de Chinese oorlogshoofdstad. Het zou immers nog bijna twee jaar duren voordat slechts enkelen van hen zélf de kans zouden krijgen een bezoek te brengen aan Yan’an. In 1942 had dus niemand enig beeld van wat zich in de revolutionaire basis afspeelde en hoe de Communistische oorlogsbijdrage eruitzag. De grote Amerikaanse China-kenner John King Fairbank, die gelijktijdig met zijn Britse respectievelijk Nederlandse collega’s Joseph Needham en Robert van Gulik in Chongqing was gestationeerd, tekende op: ‘wat zich in Yan’an afspeelt, is in nevelen gehuld.’

Mao spreekt partijkaders toe in Yan’an, 1942. Foto: VCG.
Bron: Duowei news

In de zomer van 1949, tegen het eind van zijn carrière bij NEFIS, blikte Brondgeest nogmaals terug op zijn decennialange ervaringen in China. In een interne nota schreef hij dat communistisch China nooit een ‘satelliet’ van de Sovjet-Unie zou worden, en dat het Westen weinig te duchten had van Mao c.s. Integendeel, een ‘antagonistische houding’ tegenover het nieuwe regime, aldus Brondgeest, ‘zou haar mogelijk doen afdwalen in een richting die in strijd is met onze belangen.’ Met dit standpunt kwam hij heel dicht bij de rationale van de Britse bindingspolitiek die uiteindelijk ook de Nederlandse positie zou bepalen.

Scheuren in het front

Al eind 1948 hadden de leden van de kersverse Westerse Unie – Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, België en Nederland – afgesproken dat het initiatief voor een gezamenlijke lijn richting China bij hun ambassadeurs in China zou komen te liggen. De eerste afspraak van deze diplomatieke ‘stuurgroep’ in Nanjing, beklonken in Van Aerssens werkkamer (zie deel 1), was dat zij de Nationalisten niet zuidwaarts zouden volgen wanneer deze de hoofdstad zouden verlaten. Het belangrijkste argument hiervoor, door de Nederlandse ambassadeur met verve verdedigd, was dat van een ‘ordelijke zetelverplaatsing’ geen sprake zou zijn en dat Chiangs regering hierdoor zodanig aan kracht zou inboeten, ‘dat belangrijke vertegenwoordiging daarbij overbodig wordt.’

In januari 1949 werd de stuurgroep uitgebreid met de vertegenwoordigers van twee andere leden van de NAVO-in-oprichting: Canada en de VS. De beide nieuwkomers onderschreven de positie van hun vier Europese collega’s, en spraken af de diplomatieke missies in Nanjing te handhaven wanneer het Chinese Volksbevrijdingsleger de stad zouden innemen. Hierdoor zou het mogelijk worden, aldus Van Aerssen, met de Communisten in gesprek te geraken, en daarmee de behartiging van de buitenlandse belangen in de zich snel uitbreidende ‘rode’ gebieden zeker te stellen. Aldus bleven de diplomaten op hun post toen de Communistische troepen in april 1949 de Yangtze overstaken, zoals we in deel 1 al hebben gezien.

Portretten van de Communistische leiders Zhu De en Mao Zedong bij het Paleis te Nanjing, april 1949.
Foto: Zou Jiandong. Bron: njnewnews.net

De natuurlijke vervolgstap, zo vond de trans-Atlantische groep, was het erkennen van het nieuwe Chinese bewind. Maar hier zou Washington een spaak in de wielen steken. Zonder voorafgaand overleg, en tegen de gemaakte afspraken in, riep het State Department in juli 1949 plotseling haar ambassadeur terug. Na deze breuk in het trans-Atlantische front zagen de overige bondgenoten zich uiteindelijk gedwongen het Amerikaanse voorbeeld te volgen. Teleurgesteld nam Van Aerssen, met zijn vrouw Ima en hun zoon Marnix, daags voor de uitroeping van de Volksrepubliek afscheid van Nanjing. In Shanghai scheepten zij zich begin oktober in op de Maréchal Joffre voor de terugreis naar Europa. Van het verenigde diplomatieke front was niets meer over.

De voltallige ambassadestaf tijdens het afscheidsfeest voor de Van Aerssens, 22 September 1949.
Bron: Marnix van Aerssen

‘Mao, ik erken je’

Wederom waren het de Britten die het initiatief namen. Meteen na de oprichtingsproclamatie van de Volksrepubliek zond de Britse ambassade in Nanjing een nota aan Zhou Enlai, de kersverse premier en buitenlandminister, met het voorstel om ter bevordering van de bilaterale contacten en de handel ‘informele betrekkingen’ aan te knopen. Na enige aarzeling besloot Den Haag dit voorbeeld te volgen, zij het via een mondelinge in plaats van schriftelijke mededeling, welke ook nog eens werd afgezwakt om de VS niet te veel voor het hoofd te stoten. Niettemin was het nu zonneklaar, getuige ook de zeer koele respons vanuit Washington, dat Nederland de Britse lijn zou volgen, en niet de Amerikaanse.

Maar ook deze stap veranderde niets aan de bestaande situatie. De Communisten volhardden in hun weigering de buitenlandse diplomaten te erkennen zolang deze niet definitief braken met Chiangs ‘bandietenclique.’ Deze was intussen via Guangzhou, Chongqing en Chengdu naar Taipei uitgeweken. Om de patstelling te doorbreken gingen de Britten in januari 1950 over tot formele erkenning van de regering van Mao Zedong. Het was het de bedoeling geweest dat Den Haag op de voet zou volgen, maar de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië en daaraan gerelateerde complexe vraagstukken van buitenlands beleid, leidden tot vertraging.

Uiteindelijk zou Nederland de Volksrepubliek op 27 maart 1950 officieel erkennen. Per datzelfde moment werden de betrekkingen met de Nationalistische regering (op Taiwan) verbroken. Kort daarop sloot de Chinese ambassade in Den Haag haar deuren. Voor mijn grootvader, die daar in 1945 was geplaatst, zou dit aanleiding zijn een punt te zetten achter zijn diplomatieke carrière. Hetzelfde gold voor zijn broer, die jarenlang de Chinese consulaire belangen had behartigd, eerst in Nederlands Oost-Indië (Batavia) en later in West-Indië (Curaçao). Het prachtige monumentale pand aan de Scharlooweg 53, waar mijn oudoom destijds kantoor hield, ligt er vandaag de dag verloren bij. Overigens had de Minister van Buitenlandse Zaken, Dirk Stikker, pas op het allerlaatste moment de Nederlandse gouverneurs in Suriname en Curaçao geraadpleegd over de erkenningskwestie, om vervolgens volledig voorbij te gaan aan de bezwaren die zij naar voren brachten.

Over het Nederlandse erkenningsbesluit, en de economische motieven die er aan ten grondslag zouden liggen, is al eens geschreven. Ook over de vraag of de Nederlandse plannen voor Indonesië voor dit besluit (en de externe rechtvaardiging ervan) doorslaggevend zijn geweest, heb ik mij elders in extenso gebogen. Hier zij slechts vermeld dat het besluit in de ministerraad met negen tegen zes stemmen werd aangenomen. In navolging van BZ deed ook de Nederlandse pers de kwestie af met een beroep op realiteitszin. Geenszins betekende de stap ‘een goedkeuren van het thans heersende regime in China,’ aldus Trouw.

Prent uit De Telegraaf en kop van een artikel uit Trouw, 27 resp. 29 maart 1950.
Bron: Nationaal Archief

Het zou nog ruim twee decennia duren voordat de scheur in het diplomatieke front werd hersteld. In september 1950 stemde Nederland – samen met andere neutrale landen en het communistische blok – tevergeefs voor toekenning van de Chinese VN-zetel aan de Volksrepubliek. Ruim 20 jaar lang slaagden de VS erin om Beijing buiten de deur te houden. Pas vanaf 1972 zou het China-beleid van de voormalige ‘stuurgroep’-leden weer geleidelijk convergeren en brak er een periode aan van toenadering tot China. In het volgende en laatste deel beschrijf ik hoe in China wordt teruggekeken op de ‘valse start’ van 1950 en de historie die eraan voorafging.

 

Dit is het tweede blog in een drieluik over bijzondere Nederlanders die in de nadagen van de Nationalistische regering en rond 1949 in China waren. Lees ook deel 1.

Dit blogdrieluik is onderdeel van een serie blogs die we publiceren ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de CCP in juli 2021. De komende weken zal een aantal China2025.nl bloggers verschillende aspecten van de CCP behandelen. Lees de andere blogs in deze serie elders op China2025.nl.