Dat de Nederlander Henk Sneevliet in 1921 aan de wieg stond van de communistische beweging in China is inmiddels wel bekend. Ook de vroege vriendschapsbanden tussen de Nederlandse cineast Joris Ivens en de Chinese Communistische Partij (CCP) zijn uitvoerig gedocumenteerd. Maar geen van deze beide pionieren trad in China op namens de Nederlandse staat, en over de eerste officiële contacten tussen Nederland en de CCP is nog maar weinig geschreven.

De viering in China van de 100e verjaardag van de CCP is een goede gelegenheid om hier verandering in te brengen. Dit is het eerste deel uit een drieluik over de Nederlandse contacten met de CCP.

Nederlanders in Nanjing

‘Op 24 april 1949 waren wij getuige van het in volmaakte orde binnenmarcheren van Mao’s legermacht in Nanking.’ Aldus schreef Marnix van Aerssen 65 jaar na dato in de zeer lezenswaardige en informatieve biografie over zijn vader, de laatste Nederlandse ambassadeur in het China van Chiang Kai-shek. Marnix was toen 11 jaar oud en woonde al anderhalf jaar in de Chinese hoofdstad, in een modern, witgepleisterd huis nabij Shanghai Lu waar ooit een pompoenenmarkt had gestaan. Het huis was kort na de Tweede Wereldoorlog door de Rijksoverheid aangekocht als ambtswoning voor de nieuwe Nederlandse ambassadeur.

De 11-jarige Marnix bij de oprit van de Nederlandse residentie te Nanjing, augustus 1949
Bron: Marnix van Aerssen

Op 27 maart 1947 had Ambassadeur François van Aerssen Beijeren van Voshol in het presidentiële paleis te Nanjing zijn geloofsbrieven overhandigd aan Generalissimo Chiang Kai-shek, voorzitter van de Nationalistische regering en staatshoofd van de Chinese republiek. Dat Van Aerssen naast de eerste, ook de laatste Nederlandse gezant zou zijn die voor Mao’s aartsrivaal de ceremoniële buiging zou maken, kon niemand op dat moment weten.

Ambassadeur van Aerssen overhandigt zijn geloofsbrieven aan Chiang Kai-shek in 1947.
Bron: Academia Historica, Taipei

In navolging van zijn bondgenoten schreef ook Nederland bijzondere betekenis toe aan het naoorlogse China. Zoals ik elders uitvoerig heb beschreven, speelde daarbij vooral de Indiëpolitiek een belangrijke rol. De Nederlandse toekomstplannen voor Indonesië en de aanwezigheid van bijna 2 miljoen overzeese Chinezen in de Archipel maakten voortdurende en intensieve contacten tussen Den Haag en Nanjing noodzakelijk.

Met 20 leden was de ambassade in Nanjing dan ook groot, zoals Marnix van Aerssen – die zelf ook een carrière als diplomaat zou doorlopen – in zijn boek optekende. De diplomatieke staf in Nanjing omvatte maar liefst zes sinologen. Naast kanselarij- en vertaalwerk hadden deze China-specialisten ook een belangrijk aandeel in het verzorgen van de tweewekelijkse politieke en economische rapportages voor Den Haag, die nu in dikke blauwe dossiermappen in het Nationaal Archief worden bewaard.

De nestor onder de sinologen was gevolmachtigd minister Jan van den Berg, de ‘tweede man’ op de ambassade. Als rechterhand van de ambassadeur woonde hij op steenworp afstand van de Van Aerssens, in een huis dat al voor de oorlog door een Nederlandse vertegenwoordiger was gebruikt. Tot de jonge garde sinologen behoorden onder meer Jan Vixseboxse, die in ruim 20 jaar later de eerste Nederlandse ambassadeur bij de Volksrepubliek zou worden, en Carl Barkman en Helena (Leentje) van der Hoeven, die nog weer jaren later een biografie zouden schrijven over ‘s lands beroemdste sinoloog, collega-diplomaat, en schrijver van de Rechter Tie romans, Robert van Gulik. Laatstgenoemde had China in april 1946 verlaten toen de Nederlandse ambassade vanuit de tijdelijke oorlogshoofdstad Chongqing naar Nanjing werd verplaatst.

Ambassadeur van Aerssen en zijn diplomatieke staf poseren met President Chiang Kai-shek en diens entourage na de geloofsbrievenaanbieding. Achter Van Aerssen staat gevolmachtigd minister Jan van den Berg.
Bron: Roland van den Berg.

Rode schrik

Toen de Van Aerssens in 1947 in China arriveerden, was de algemene verwachting dat Chiangs Nationalisten de burgeroorlog zouden winnen. Binnen een jaar was dit beeld echter volledig gekanteld. Vanaf medio 1948 rees de vraag in Den Haag wat er met de ambassade in Nanjing moest gebeuren wanneer de Communisten de stad zouden innemen.

Tot die tijd had Nederland in tegenstelling tot de grote mogendheden het contact met de Chinese Communisten zorgvuldig vermeden. Op de achtergrond speelde het koloniale conflict in Indonesië hier weer een rol. Daar werd van bevriende naties immers evengoed verwacht dat deze zich niet inlieten met de Indonesische ‘rebellen’. Zo was het de tijdelijk vertegenwoordiger in Beijing, C.W. van Boetzelaer van Asperen, begin 1947 op een berisping komen te staan nadat hij een diner had bijgewoond op het lokale hoofdkwartier van het Volksbevrijdingsleger en daar een kort onderhoud had gehad met de commandant, het latere staatshoofd Ye Jianying. Per brief werd Van Boetzelaer vanuit Nanjing gewezen op het belang dat Nederland tegenover de zittende Chinese regering toonde ‘geen rivale autoriteiten, in welke hoedanigheid ook, te erkennen.’

De Nederlandse regering hield tot vrij laat aan deze gedragslijn vast. Maar ondanks deze neutrale lijn en Van Aerssens persoonlijke bedenkingen tegen het ‘gevaar dat geheel Azië bedreigt van Communistische zijde,’ toonde de ambassadeur zich al vroeg een voorstander van een pragmatische houding jegens de snel oprukkende Communisten. Al in maart 1948 pleitte Van Aerssen in een rapport aan Den Haag voor spoedige erkenning van het toekomstige ‘Rode’ regime, en vooruitlopend daarop, aanknoping van informele banden. Vanuit Nederland kwam de instructie om voorlopig gelijk op te trekken met de andere ambassades in Nanjing.

Contact met de Communisten

In februari 1949 gaf Den Haag in navolging van de Britten toestemming aan Nederlandse consuls in de door het Volksbevrijdingsleger beheerste gebieden om ‘niet-officiële contacten’ aan te knopen met de Communisten en waar nodig plaatselijke regelingen met hen te treffen ter bescherming van de Nederlandse belangen. In Washington was men niet te spreken over de zelfstandige Britse en Nederlandse acties, die een feitelijke erkenning van de Communistische macht inhielden. Geprikkeld riep het State Department op tot het volgen van een gemeenschappelijke lijn, waarbij onuitgesproken bleef dat deze in Washington zou worden bepaald.

Bericht uit Het Vrije Volk, 27 mei 1949. Bron: Delpher

De Britse en Nederlandse avances richting de Communistische bezettingsmacht leverden overigens weinig op. Nadat het Volksbevrijdingsleger Nanjing had ingenomen, bleef het verder stil. De Communisten negeerden de buitenlandse vertegenwoordigers volledig. Post werd ongeopend geretourneerd. Alle buitenlandse diplomaten en consuls die nog bij de ‘bandiet’ Chiang waren geaccrediteerd werden als gewone buitenlandse burgers beschouwd. In juni 1949 moesten de diplomaten hun ‘CD’ nummerplaten inleveren en werd hen de toegang ontzegd tot codetelegrafie en koeriersdiensten. Hun officiële status waren zij zo goed als kwijt. En zonder speciale toestemming mochten zij de stadsmuren niet verlaten.

Het besluit van Van Aerssen en zijn collega’s om niet te repatriëren zou echter niet zonder gevolgen blijven. Het zou de belangrijke eerste stap zijn op de geleidelijke maar zekere weg naar erkenning van de Volksrepubliek. Lees het vervolg in deel twee van dit drieluik.

 

Dit is het eerste blog in een drieluik over bijzondere Nederlanders die in de nadagen van de Nationalistische regering en rond 1949 in China waren. Houd China2025.nl de komende weken in de gaten voor deel 2 en deel 3.

Dit blogdrieluik is onderdeel van een serie blogs die we publiceren ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de CCP in juli 2021. De komende weken zal een aantal China2025.nl bloggers verschillende aspecten van de CCP behandelen. Houd China2025.nl de komende weken in de gaten voor andere bijdragen over dit onderwerp.