Massabewegingen als motor van verandering
De geschiedenis van het moderne China kun je op veel manieren vertellen. Sommige boeken, zoals die van Jung Chang leggen de nadruk op personen op het historische toneel, anderen op de invloed van dictators en hun beleid (bijv. Dikötter). Weer anderen plaatsen de geschiedenis in een strijd tussen beschavingen van Oost en West (Jacques, Huntingdon). En het huidige regime herschrijft zijn geschiedenis als fundament en rechtvaardiging voor de eigen Chinese droom (zie daarvoor het werk van Xi).
Al met al zijn er boekenkasten over de moderne geschiedenis van China geschreven vanuit heel verschillende visies. Wat heeft een vrij compact boek als dat van Rebecca Karl daaraan toe te voegen? Haar bijdrage ligt in een ander uitgangspunt. Zij legt niet de nadruk op personen, hun motivaties of karakters. Evenmin stelt ze het beleid van de staatsbureaucratie of de partij centraal in haar verklaring van sociale en politieke verandering. Voor haar zijn revolutionaire massabewegingen de motor van sociale verandering.
Sinds de jaren negentig al actief in een kring van nieuw-linkse intellectuelen in de Verenigde Staten, bestudeert deze hoogleraar in de Chinese geschiedenis sociale verandering met een neomarxistische bril. Eerder schreef zij o.a. al een boek over Mao Zedong (2010). Zij zoekt in de geschiedenis naar momenten waarop het Chinese volk in opstand komt en door gegroeide verhoudingen heen breekt. Geworteld in de lokale praktijk van verzet tegen onderdrukking en uitbuiting, is de ontwikkeling van revolutionair bewustzijn en actie is daarbij steeds ingebed in mondiale verhoudingen. Karl legt de nadruk op het internationale kapitalisme als continue tegenspeler van revolutionaire bewegingen.
Revolutionaire momenten van Taiping-rebellie tot Tian’anmen

Auteur Rebecca Karl
Het boek behandelt chronologisch een aantal momenten, waarin het volk een revolutionair bewustzijn ontwikkelt en tegen de gevestigde orde in opstand komt. Het verhaal begint met de Taiping-rebellie van (1850-51), bespreekt de eindtijd van de laatste keizerlijke dynastie (Qing) en de wanorde die daarna ontstaat. De Bokseropstand (1899-1901) en de Vier Mei-beweging (1919) komen aan de orde als moderne massabewegingen een nieuwe toekomst voor China mogelijk maakten.
De parallelle ontwikkeling van de nationalistische (Guomindang, GMD) en de communistische bewegingen komt in hoofdstukken aan de orde die de periode van ongeveer 1920 tot 1949 bestrijken. De internationale dynamiek – de invloed van Rusland, de Verenigde Staten, Japan – en de verbinding daarvan met interne conflicten binnen China komt hierbij goed uit de verf. Uiteraard staat de spanning tussen de GMD verbonden met het internationale kapitalisme en ook fascisme, en de communisten van Mao hier centraal.
Mao en de culturele revolutie
De revolutie onder leiding van Mao, de aanloop daarnaartoe en het einde van de met hem verbonden revolutionaire periode staan centraal in dit boek. Toch is het geen boek over Mao. Zoals de auteur zelf elders (Karl, 2010) schrijft, neemt zij Mao serieus, door de nadruk te leggen op zijn visie op de geschiedenis en zijn ideologie. Karl schrijft niet uitvoerig over machtsstrijd tussen personen of de persoonlijke fouten die de Mao maakte, maar concentreert zich op de logica van het collectieve project als massabeweging. Zij benadrukt de inbedding van de revolutie van 1949 in de internationale socialistische strijd tegen het kapitalisme, maar ook de specifieke vorm van het in de boerenbevolking verankerde Chinese socialisme.
Het desastreuze experiment van de ‘Grote Sprong Voorwaarts’ komt aan de orde, maar lijkt in dit boek een tragisch bedrijfsongeluk met goede socialistische bedoelingen. Dit is heel anders dan hoe Dikötter (2010) over deze periode schreef. Ook het verhaal over de culturele revolutie wordt in dit boek positiever verteld dan in veel andere boeken. Zij komt naar voren als een oprechte poging om bureaucratie en technocratie te bestrijden, al komen de negatieve gevolgen van deze beweging zeker aan de orde. Ook in de analyse van deze beweging staat Mao niet centraal, de nadruk ligt op het zijn revolutionaire elan. De auteur lijkt teleurgesteld over het doodlopen van deze beweging, waardoor de weg vrijkwam voor een autoritaire bureaucratische staat.
Kapitalistisch China: verraad aan de revolutie?
Velen zien het neerslaan van de studentenprotesten op Tian’anmen in 1989 is als het einde van een liberale stroming in China. Karl ziet het als het einde van het revolutionaire socialisme. Met het ‘pragmatisme’ van Deng Xiaoping en het openstellen van de markt voor het internationale bedrijfsleven heeft China volgens de auteur het einde geaccepteerd van China’s rol in de internationale antikapitalistische beweging. Vanuit dat gezichtspunt kan het boek de privatiseringen sinds de jaren negentig en het einde van de ‘ijzeren rijstkom’ niet anders zien dan als een verraad aan de revolutie waar Mao voor stond.
Het mondiale kapitalisme kreeg toegang tot China als efficiënte productielocatie en het bestuur onder leiding van de communistische partij, die sinds Hu Jintao ook ondernemers verwelkomde, zorgde voor gedisciplineerde arbeid en politieke rust. Op deze manier beschrijft het boek het klimaat waarin China tot de WTO toetrad, tegenstellingen met Taiwan aan de kant zette en ondernemingen zoals Foxconn alle ruimte gaf. De verschuiving van de ideologie in de richting van conservatieve confuciaanse waarden past bij deze rol in de neoliberale politieke orde. De belangen van het bedrijfsleven staan centraal en arbeidsonrust wordt de kop ingedrukt. Het ‘socialisme met Chinese karakteristieken’ is voor Karl een on-socialistisch project, en de nadruk op ‘harmonie’ sinds Hu Jintao ontkent de klassenstrijd als motor voor emancipatie.
De Chinese geschiedenis anders bekeken
Niet iedereen zal de neomarxistische bril van Rebecca Karl aantrekkelijk vinden. Toch biedt het boek juist door deze afwijkende focus een interessant ander verhaal. De verwevenheid met het buitenland, de internationale ideologische strijd tussen socialisme en kapitalisme en de rol van massabewegingen plaatsen bekende episoden in een ander daglicht. De tegenstelling tussen West en Oost in veel hedendaagse beschouwingen – the clash of civilizations (Huntingdon) – speelt in dit boek geen rol; in plaats daarvan gaat het om de spanning tussen emancipatiebewegingen en het kapitalisme, waarvan China inmiddels zelf deel uitmaakt.
Voor wie haar of zijn blik op de Chinese geschiedenis wil verbreden, wil ik het boek daarom aanbevelen als aanvulling op de meer mainstream geschiedenis. Enige voorkennis van de historische feiten is overigens wel van belang om het verhaal van Karl te plaatsen. De lezer moet zich ook niet laten afschrikken door het soms lastig leesbare en academische Engels.
China’s Revolutions in the Modern World – A Brief Interpretive History, Rebecca E. Karl, Verso Books januari 2020, hardcover €28,99, ISBN 9781788735599.