De diverse Tungusische volkeren van vóór zij aan hun Mantsjoe imperium-avontuur waren begonnen, leefden semi-agrarisch in volgens hedendaagse maatstaven tamelijk ongerept gebied: het doorgaans uiterst groene maar ’s winters bitterkoude noordoosten van wat nu China heet en het aangrenzende Siberië. Sjamanen – niet zelden vrouwen – stonden aan het hoofd van de samenleving, omdat alleen zij toegang hadden tot de wereld van de goden. In het pikkedonker van de seance-ruimte, aangemoedigd door langdurig monotoon getrommel, was alleen de sjamaan in staat de goden op te roepen, al of niet de boel op stelten zettend, daarbij de omringende leden van de clan doorgaans gefascineerd en sprakeloos tot de achtergrond doen verzinkend.

Dat is precies zoals wij lezers het vertalen van de later opgetekende Mantsjoe-gezangen graag aan Fresco Sam-Sin overlaten, die zo wonderwel thuis is tussen deze oude teksten. Zijn nieuwe boek Mantsjoes toen en nu – in gedichten en gebeden verschaft een unieke inkijk in de wereld van de Mantsjoes, middels eigen vertalingen van de uit zeer verschillende periodes bewaard gebleven poëzie, maar ook de interessante omlijsting met allerlei achtergrondinformatie. In het kort hun hele geschiedenis eigenlijk.

Want wat gebeurde er: clans van het Jurchen-volk, verenigd onder de Aisin Gioro clan – die de naam Mantsjoe introduceerde – en geholpen door bizarre spelingen van het lot, ook wel een combinatie van strategisch inzicht, bravoure en wellicht ook mazzel, versloegen leger na leger, integreerden volk na volk, en veroverden uiteindelijk het hele China van die tijd, zelfs nog meer gebieden. Het multi-etnische Mantsjoe-leger dat in 1644 Beijing veroverde bestond uit vele volkeren, maar eigenlijk vooral uit Han-Chinezen. Het was diezelfde Mantsjoe-opperklasse die transformeerde tot de bestuurlijke en militaire elite van de aldus gevormde Qing-/Daiqing-dynastie van China (in 1633 uitgeroepen). Zo’n drie eeuwen later, tijdens de aanloop tot de vorming van de nieuwe republiek in 1912, kwam hun dominante status pas tot haar eind.

Dat was in het kort de historische achtergrond van dit boek, waarmee Fresco Sam-Sin moeiteloos de lezers meezuigt in de bijzondere wereld van de Mantsjoes. Zijn enthousiasme werkt aanstekelijk en het boek leest als een trein. Sam-Sim omlijst zijn selectie uit eigen vertalingen op een opvallend levendige manier, met precies de informatie die daarvoor nodig lijkt te zijn.

Het algehele publiek is immers vrijwel onbekend met het verhaal van deze Mantsjoes. Men nam altijd aan dat zij snel verchineesden en dat daarmee het verhaal afgelopen was. Of dat waar is, of dat de Mantsjoes vooral heel selectief en wendbaar waren en dus eigenlijk Mantsjoes bleven, is eigenlijk nog een open vraag, waar nieuwe vertalingen van hun literatuur wellicht meer duidelijkheid in kunnen brengen.

Circa tien miljoen Chinezen staan geregistreerd als Mantsjoe (Mǎn​zú​). Verreweg de meesten zullen lichtzinnig zeggen dat ze ‘eigenlijk’ tot een etnische minderheid behoren, schouderophalend toevoegend niets te weten van de Mantsjoe-cultuur of -taal. Zoals beschreven in het boek doet een kleine maar enthousiaste groep Mantsjoe-Chinezen tegenwoordig haar best om hier verandering in te brengen en te zoeken naar hun ‘roots’.

In de internationale Mantsjoe-wereld is Fresco Sam-Sin toch wel degene die het meest van zich laat horen, mede door diverse digitale platforms. Ook verschilt hij van de anderen doordat hij Mantsjoe poëzie niet als proza maar daadwerkelijk als poëzie vertaalt.

Hij gebruikt expres het woordje ‘khan’ in plaats van ‘keizer’, en de exotisch klinkende namen Elhe Taifin en Abkai Wehiyehe in plaats van de onder de Chinese namen Kangxi en Qianlong toch redelijk bekende oude heersers. Zo verhoogt hij alleen onze nieuwsgierigheid naar die voorheen zo onbekende wereld. En was die laatste keizerlijke dynastie, doorgaans Qing genoemd, dan niet een Mantsjoe-dynastie? Waarom dan niet ook als Daiqing aangeduid?

Wat bezielt een westerling eigenlijk om zich in de Mantsjoe-literatuur te verdiepen? Sam-Sin wás al heel erg thuis in de (Han-)Chinese wereld, en heeft aan de Universiteit Leiden bijvoorbeeld meegewerkt aan de tekstboeken Mandarijn voor het voortgezet onderwijs. Maar als student in Leiden al was hij vroeg geïnteresseerd in het Mantsjoe en andere kleine talen, getuige zijn keuze destijds voor de Minderheden-Universiteit van Beijing voor zijn extra studies.

Het moet een soort ontdekking van diepe onderlagen onder de ogenschijnlijke monocultuur van China zijn geweest die Sam-Sin heeft gegrepen. Heeft de Mantsjoe-wereld iets wat het ‘gewone’ Chinese volk ontbeert? Hoe dan ook, wie geïnteresseerd is in de multiculturele wortels van China toen-en-nu zal zeker geïnspireerd raken door dit boek!

Mantsjoes toen en nu in gedichten en gebeden is een uitgave van de Manchu Foundation. Het is een hardcover uitgave die voor €23,50 verkrijgbaar is via Etsy.

Lezers van China2025.nl die dit boek bestellen, kunnen een speciale, handgeschreven boodschap in het Mantsjoe in het boek krijgen. Vul daarvoor bij het uitchecken ‘Via China2025’ in.