Kinderen die uit volle borst de gedichten van Mao voordragen, studenten die hun docenten doodslaan, overvolle strafkampen, chaos, angst. De Culturele Revolutie blijft een van de meest schokkende en ongrijpbare hoofdstukken uit de wereldgeschiedenis. Mijn pogingen om meer grip op deze periode te krijgen slaagden tot nu toe maar gedeeltelijk, met algemene inleidingen en een stapel wereldberoemde boeken als Wilde Zwanen, Rode Azalea, Bittere Kou en Het Lelietheater. Hoog tijd dus om dat gat op te vullen met Frank Dikötters nieuwe boek: The Cultural Revolution, A People’s History, 1962-1976.

In het derde en laatste deel van zijn People’s History beschrijft Dikötter na de Communistische Revolutie (1945-1957) en de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1962) de laatste periode onder Mao Zedong. Dikötter combineert stapels monografieën en nog nooit eerder geraadpleegde primaire bronnen met een duizelingwekkend niveau van detail.

Het boek begint met een beschrijving van de aanloop naar de Culturele Revolutie, waarin Mao langzaamaan zijn grip op de Communistische partij verliest. Zijn Grote Sprong Voorwaarts wordt vanuit verschillende hoeken bekritiseerd, en vele hooggeplaatste partijgenoten azen op zijn positie. Mao zet genadeloos de tegenaanval in en beschuldigt zijn tegenstanders één voor één van het bewandelen van het kapitalistische pad. Dan begint hij de Grote Proletarische Culturele Revolutie.

Wat deze hernieuwde revolutie precies moet inhouden wordt bewust vaag gehouden, een tactiek waar de partij vandaag de dag overigens nog steeds gretig gebruik van maakt. Het doel is simpelweg de partij en het volk ontdoen van klassenvijanden, kapitalisten en revisionisten. Deze ‘vijanden van de revolutie’ worden in eerste instantie gezocht in de voormalige feodale klasse en de academische elite. Studenten wordt een vrijbrief gegeven te rebelleren. Zij verenigen zich vervolgens in de Rode Garde en veroorzaken totale chaos. Maar al snel komen de studenten zelf in gevaar: zij worden ervan beschuldigd misbruik te hebben gemaakt van de situatie en zichzelf bourgeois te hebben gedragen!

Ook stelt Mao in de Culturele Revolutie zijn eigen positie zeker door het instigeren van een persoonlijkheidscultus op ongekende schaal. Zo beschrijft Dikötter het drukken van het Rode Boekje, dat zoveel papier vereist dat de productie van praktisch alle andere boeken tot stilstand komt. Fabrieksmachines worden ontdaan van hun aluminiumlagen, om te voorzien in de vraag naar Mao-badges. Inhoudelijk heeft de cultus een enorme impact op het verloop van de revolutie: niemand lijkt voor zichzelf te denken, iedereen probeert hopeloos een ware volgeling van het Maoïsme te zijn.

Eten of gegeten worden

Auteur Frank Dikötter

Auteur Frank Dikötter

Het boek laat goed het gevaar van een alleenheerser zien. Een subtiele af- of goedkeuring van de Grote Roerganger wordt zonder verder overleg door zijn gevolg geïnterpreteerd en geïmplementeerd. Zo krijgen achtereenvolgens de studenten, de arbeiders en het leger het voor het zeggen in communistisch China.

Telkens maken mensen volgens Dikötter dezelfde keuze: eenmaal aan de top laat niemand de kans liggen om zijn vijanden finaal kapot te maken. Het is eten of gegeten worden. Een moeilijk te verteren conclusie, die veel zegt over het opportunisme van de mens.

The situation changed constantly, with bewildering reversals in fortune dictated by the whimsical policies emanating from Beijing. People drifted towards different sides of the divide, ending up fighting their own friends, colleagues and even family members” (p. 137).

Dit hoofdargument wordt ondersteund door ontelbaar veel verhalen en voorbeelden, vaak uit dezelfde boeken die bij mij in de kast staan. Zo wordt het verhaal van Jung Chang (Wilde Zwanen) maar liefst vijftien keer gebruikt om Mao’s beleid te illustreren. Door de vereniging van deze verhalen wordt de onbevattelijke schaal van de Culturele Revolutie duidelijk: het was overal, niemand was veilig. Maar door het wegvallen van de persoonlijke context verdwijnt de verklarende kracht van deze verhalen. Alleen het wat blijft over, het waarom verdwijnt.

Geschiedenis wordt geschreven door het volk

En dat is opmerkelijk voor een trilogie die een volksgeschiedenis heet te zijn. Een volksgeschiedenis beschrijft de geschiedenis vanuit het perspectief van het (onderdrukte, arme, gewone) volk, en biedt daarmee een unieke kans om het gedrag van ‘de gewone mens’ te verklaren. Maar deze geschiedenis is niet bepaald bottum-up geschreven. De analyse van Dikötter volgt veelal het schema: Mao zegt, partijtop interpreteert, volk voert uit.

Hiermee gaat Dikötter te gemakkelijk voorbij aan een belangrijke vraag die de mens al eeuwen lang bezig houdt: kan een individu als Mao de geschiedenis veranderen, of is hij een product van de maatschappij? Een vraag die vandaag de dag, met een kersverse lichting van ‘Grote Sterke Leiders’ over de hele wereld, weer razend relevant is.

Het zijn in dit boek eerder de hoofdstukken over de partijtop zelf die de meeste nieuwe inzichten bieden in de Culturele Revolutie. Juist daar komen de gebruikte primaire bronnen het best tot hun recht. Eindelijk begrijp ik waar grote namen als Liu Shaoqi, Lin Biao, Jiang Qing, Zhou Enlai en Deng Xiaoping voor stonden, voor welke machtsverschuivingen ze gezorgd hebben, en waar ze (zonder uitzondering) genadeloos voor aan de kant gezet zijn, vaak met de dood tot gevolg.

Het ware Communisme

Tot mijn grote verbazing was het Communisme zelf de grote afwezige. Ik had de indruk dat de Culturele Revolutie een desastreus Communistisch experiment was, maar wel een met sterke ideologische drijfveren. In het boek worden meningsverschillen in de partijtop uitgebreid beschreven en goede verbanden gelegd met het Communisme in Rusland. Maar ideologische onderbouwingen zelf ontbreken. Is dit een blinde vlek van Dikötter? Of draaide de Culturele Revolutie toch niet zozeer om ideologie?

In mijn eigen onderzoek naar veranderingen in de Chinese staatsideologie richt ik me de komende jaren op het Communisme van vandaag de dag. Hoe is een ideologie zo ver op te rekken, dat het geloofwaardig de uiteenlopende ideeën van Mao Zedong tot Xi Jinping kan verenigen onder één noemer? In recent onderzoek wordt ‘coherentie’ als een van de belangrijkste kenmerken van een ideologie gezien, en het is precies die coherentie die de Communistische partij vandaag de dag moet bewaken om haar eigen macht te kunnen legitimeren. Maar ‘Communisme’ onder Mao was al geen eenzijdig, vastomlijnd idee, en dit boek herinnert eraan dat de Culturele Revolutie eerder de antithese van coherentie was.

Was de ideologie van Mao dan nooit coherent? Het antwoord dat het boek hierop geeft is dat Mao meer en meer geleid werd door paranoia en langzaamaan zijn connectie met de realiteit verloor. Waarschijnlijk moet de ware Maoïstische leer vroeger in de geschiedenis gezocht worden. Maar dat is wederom een lastig te bevatten conclusie: deden al die mensen wat ze deden om een gek geworden, naar macht hunkerend individu te volgen?

Een onvoorstelbare revolutie

Men zegt weleens dat een goed boek meer vragen oproept dan het beantwoordt, en in dit geval geen kleine vragen: Wat drijft een mens ertoe om zijn eigen ouders aan te geven? Waarom geloven mensen in grote leiders zonder coherent verhaal? In een volksgeschiedenis had ik gehoopt meer antwoorden op dit soort vragen te vinden in. Wat The Cultural Revolution, A People’s History, 1962-1976 wel doet is uitstekend het verloop van de revolutie schetsen, en laten zien hoe het volk en haar leiders keer op keer de pikorde op zijn kop weten te zetten. Uiteindelijk moet ik concluderen dat ik na het lezen van dit boek veel meer weet over de Culturele Revolutie, hoewel ik twijfel in dit geval meer weten gelijk staat aan beter begrijpen. Ik ben duidelijk nog niet uitgelezen over dit onderwerp.

De Culturele Revolutie, een volksgeschiedenis 1962-1976, Frank Dikötter, Uitgeverij Spectrum mei 2016, €16,20, ISBN 9789049106508.