Chinese leiders in gevecht met onzekerheid en bedreiging
Wat drijft de leiders van China? Wat is de logica van hun strategie op het wereldtoneel? Dit zijn actuele vragen in de instabiele geopolitieke verhoudingen van vandaag. Wat mogen we van het China van Xi Jinping verwachten?
In zijn nieuwste boek analyseert Khan het gedrag van China sinds Mao Zedong en laat de spelregels zien die het strategisch handelen van de leiders hebben bepaald, sinds Mao het klaarspeelde om uit een versnipperd en onderontwikkeld land een socialistische staat te maken. De spelregels blijken niet veranderd, de leiders na Mao volgden zijn strategische recept. Dit was een defensieve strategie van een staat die zich omsingeld wist door vijandige staten en zich ook intern tegen gevaren moest verdedigen. Net als bij de Chinese keizerrijken ging het om een doorlopend gevecht tegen wanorde van buitenaf (andere landen) en van binnenuit (de samenleving). Mao Zedong voerde dit gevecht vanuit de positie van een underdog: wie niet sterk is, moet slim zijn. De slimheid van Mao werd de basis voor het handelen van zijn opvolgers, van Deng Xiaoping tot en met Xi Jinping.
Economie in dienst van de staat
Dit laat Khan zien in gedetailleerde beschrijvingen van het internationaal politieke handelen van China (diplomatie, handel, militair optreden). Mao en Deng krijgen de meeste aandacht; zij hebben immers de basis gelegd voor het handelen van hun opvolgers. Sinds Mao is alles gericht geweest op het versterken van de macht van de staat. De machtsmiddelen vormden een combinatie van diplomatie, militair ingrijpen en economische groei. Al sinds Mao overheerst een machtsgericht pragmatisme: doen wat werkt in het belang van de sterke staat. De economie staat ten dienste van de macht: zonder sterke economie geen sterk leger en geen internationale machtspositie. Deze gedachte was de basis van de (jammerlijk mislukte) ‘Grote Sprong Voorwaarts’ van Mao, maar ook van economische liberalisering onder leiding van Deng. Ook onder Xi staat de economie in dienst van de staatsmacht.

Militaire inspanningen moeten de draagkracht van de economie niet te boven gaan. Dat besefte Mao al, die om deze reden geloofde in ‘driehoeksdiplomatie’. Hij ging steeds relaties aan met landen die onderling ver van elkaar af stonden. Vrienden maken en tegen elkaar uitspelen is tot op heden een bruikbaar middel gebleven om de militaire uitgaven te beperken. Mao beheerste de kunst van het compromis. Hij sloot compromissen met omringende landen en grootmachten om het eigen territorium te beschermen. Maar over essentiële zaken was geen compromis mogelijk, zoals over Tibet en Taiwan, die immers als binnenlandse aangelegenheden werden beschouwd. Ook binnen China sluit de staat compromissen om de eigen veiligheid te waarborgen. Zo is men bereid minderheidsgroepen en hun godsdienst te accepteren, zolang deze zich gehoorzaam binnen de staat voegen en geen bedreiging voor de staat vormen. Deze uitgangspunten zijn sinds Mao niet veranderd.
Vaste kern met eigen invulling
De machtsstrategie van China wordt gevoed door een gevoel van kwetsbaarheid. Het land is groot, heeft lange kusten en veel potentieel gevaarlijke buren. Intern is het land kwetsbaar voor politieke onrust. Om mogelijke chaos te bestrijden heb je een sterke economie, een goede machtsbalans met andere landen en een gedisciplineerde bevolking nodig. Latere leiders weten maar al te goed, uit de ervaring van de Culturele Revolutie, hoe kwetsbaar de staat is voor interne onrust. Binnen dit denken was het harde ingrijpen van Deng in het Tiananmen-conflict noodzakelijk, net als de toenemende aandacht voor ideologische opvoeding onder Hu en de harde aanpak van de corruptie door Xi Jinping. Chaos moet worden bestreden.
De kern van de strategie is sinds Mao niet veranderd, aldus Khan. Wel krijgt de combinatie van machtsmiddelen (economische groei, diplomatie, militaire ontwikkeling en disciplinering van de bevolking) bij elk van de leiders een eigen invulling. Anders dan het Westen geloofde, betekende de versterking van de markteconomie onder Deng geen verzwakking van partijstaat of zelfs een ontwikkeling naar een liberale democratie. Het optreden tegen de opstand van studenten was niet in tegenspraak met de verdere ontwikkeling van de markt. Beide zaken dienden immers de versterking van de staat. Ook het optreden van Xi Jinping, met zijn van zijn voorgangers afwijkende stijl, zet de lijn van zijn voorgangers voort: versterking van de staat en strijd tegen dreigende chaos.
China begrijpen op basis van feiten
De defensieve strategie van Mao was uit nood geboren: een slimme strategie voor een zwak land. Is die strategie nog adequaat in een inmiddels machtig en economisch sterk land? Werkt de driehoeksdiplomatie nog, nu China een wereldmacht is? Zijn de middelen die Xi inzet om de interne onrust te bestrijden wel effectief? Is ook met een verminderde economische groei het ‘sociale contract’ met de bevolking in stand te houden?
Dit zijn vragen waarop Khan geen antwoord kan geven. Als onderzoeker houdt hij zich bij de feiten en hij is wars van speculatie. Overtuigend laat hij de eigen logica van het Chinese handelen zien. Die komt niet overeen met wat het Westen graag ziet: een ontwikkeling naar een vrije markt en liberale democratie. Maar in zijn consciëntieuze analyse projecteert hij evenmin westerse angsten op de leiders van China, die een geheim plan zouden hebben om macht van Amerika over te nemen (zie bijv. Pillsbury, 2015). Tevens vermijdt hij de valkuil om de ideologische rechtvaardigingen van Xi, die alleen het beste met de wereld zou voorhebben, te verwarren met de strategische realiteit (zie bijvoorbeeld deze bespreking van Woodward). De verdienste van Khan’s boek is dat het ons helpt China van binnenuit te begrijpen op basis van een interpretatie van historische feiten.

De verdienste van het boek van Khan is dat het ons helpt China van binnenuit te begrijpen op basis van een interpretatie van historische feiten. Natuurlijk zijn ook andere interpretaties mogelijk; zelf had ik bijvoorbeeld graag meer aandacht gezien voor de wortels van de strategie in de geschiedenis van China en de cultureel bepaalde stijl van vechten en onderhandelen. De auteur is er echter prima in geslaagd om de strategische continuïteit sinds Mao te laten zien.
Wie niet terugschrikt voor zijn gedetailleerde presentatie van het feitenmateriaal, vindt hier een fascinerend verhaal over het moderne China als een angstig keizerrijk in gevecht met onzekerheid en bedreiging.
Sulmaan Wasif Khan, Haunted by chaos: China’s grand strategy from Mao Zedong to Xi Jinping, Harvard University Press juli 2018, hardcover €30, e-book €24,99, ISBN 9780674977099.