Onlangs vertelde een chief economist van een toonaangevend ratingbureau over zijn ontmoeting met Chinese ministers. Tot zijn verbazing waren ze zelf begonnen over de vraag of China economische statistiek manipuleert, een favoriet onderwerp bij veel analisten, economen en journalisten. Een minister gaf toe dat dat in het verleden wel gebeurde, maar dat hij daar nu geen genoegen meer mee neemt. Ook de Chinese regering wil betrouwbare informatie over de economie, zo betoogde hij, anders weten we zelf niet of ons beleid wel werkt.

Want de laatste maanden buitelen de krantenkoppen over elkaar heen. Over onverwachte aanpassingen van de koers van de RMB, over instortende beurzen, over enorme kapitaalvlucht naar het buitenland en meer moeilijk te doorgronden paniek verhalen. Zou dit dan het begin zijn van de al langer gevreesde harde landing van de Chinese economie? En wat is dat dan: een harde landing?

Complex

Vooral de Angelsaksische financiële pers heeft er een handje van om bij elk tegenvallend maandcijfer, tegenvallend export- of importcijfer of andere indicatie van economische krimp te interpreteren als het begin van het einde. Terwijl de Chinese groeicijfers nog steeds op een voor Europa en VS jaloersmakend niveau zitten. Het eerste kwartaal van 2016 presenteerde Beijing een groei van 6.7%, dus binnen de politiek bepaalde bandbreedte van 6.5 – 7.0 % voor dit jaar.

En behalve naar de omvang van de groei wordt er gekeken naar de geleidelijkheid van de daling: hoe voorzichtiger de krimp hoe groter de stuurmanskunst van de Chinese overheid zou zijn, is de veronderstelling. En dat lijkt ook een beetje de wijsheid van de aandelenbeurzen in China en de rest van de wereld te zijn: geleidelijke aanpassingen zijn prima, maar te grote schokken leidden onmiddellijk tot heftige uitslagen.

GDP fetisjisme

Tot op zekere hoogte heeft de Chinese overheid dat ook wel een beetje over zich af geroepen. De afgelopen jaren is niet alleen de centrale overheid, maar zijn ook de besturen van provincies, steden en regio’s verantwoordelijk geweest voor het uitdrukken van al hun economische activiteit via een getal: het GDP (Gross Domestic Product, Bruto Nationaal Product). Overal kon je optekenen hoe lokale bestuurders voorrekenden wat hun bijdrage aan de economische groei was. Per industriegebied desnoods. En dat leidt tot problemen. Want lokale bestuurders gaan tegen elkaar op bieden, dus de vraag is of de opgetelde som wel helemaal klopt. En nog belangrijker: het zegt niet veel over de kwaliteit van de groei. Veel banen of weinig, veel milieuvervuiling of niet, moderne techniek of ouderwetse productie, allemaal factoren die van levensbelang zijn voor de kwaliteit van de economie van de toekomst.

Stuurmanskunst

Dus wie een beetje door de krantenkoppen en de maandelijkse cijferbrij heen wil kijken moet goed de lange termijn ontwikkelingen in de gaten houden. Moeilijk, maar er zijn wel een paar aanknopingspunten.

Het is geen geheim dat de Chinese overheid de economie meer wil sturen in de richting van een diensteneconomie. Sinds 2015 is dat iets meer dan de helft van het GDP, maar het is ook geen geheim dat de overheid wil dat dat snel meer wordt. Want de toegevoegde waarde ligt hoog, het levert betere kwaliteit banen op en het is beter voor het milieu.

Tegelijkertijd groeit die dienstensector maar tergend langzaam terwijl in andere delen van de economie grote problemen zijn ontstaan. In de mijnbouw, de staalindustrie, delen van de auto-industrie en andere industriële productie is overcapaciteit ontstaan. Machines en fabrieken draaien op halve kracht, er is voor vele miljoenen mensen eigenlijk geen werk meer. Maar bedrijven in China gaan niet failliet en massaontslag kan tot grote sociale onrust leiden. Dus de Chinese overheid zoekt naar tussenoplossingen.

Een van de sleutels ligt bij het voortgaande proces van de verstedelijking. Meer steden is goed voor de economische groei, maar het moet niet te snel gaan. Want dan ontstaan er spooksteden en is er geen werk op de nieuwe plek. De strategie om steeds meer bedrijvigheid te verplaatsen naar de lage lonen in het westen van het land zal de komende jaren wel doorgaan, maar in een lager tempo. En de toekomstige bewoners stellen steeds hogere eisen aan de bijbehorende voorzieningen voor onderwijs en gezondheidszorg.

En dan is er nog de hervorming van de financiële sector. Om de economie goed te laten draaien is de financiële sector cruciaal. Het lange termijn perspectief van China lijkt te zijn om meer aan te sluiten bij internationale standaarden. Bijvoorbeeld het besluit van het IMF om de Chinese munt op te nemen in de groep van wereldvaluta (dollar, euro, pond , yen) is een enorme erkenning van het gewicht van de Chinese economie. Maar tegelijkertijd vraagt het van China ook om meer transparantie, een vrije koers van de RMB en meer aansluiting bij het beleid van andere Centrale Banken.

Naar mate de Chinese economie groeit is ook vrij verkeer van kapitaal steeds belangrijker. Buitenlandse investeerders willen makkelijker toegang tot de Chinese markten en China heeft er zelf ook belang bij dat risico’s verder gespreid kunnen worden. Toch waren dit soort onderwerpen de afgelopen tijd ook aanleiding voor menige nieuwsflash. Omdat beleggers bang waren hun geld niet meer het land uit te kunnen krijgen. Of omdat er grote twijfels zijn bij de hoeveelheden slechte leningen die Chinese banken bezitten. Of omdat toegang tot Chinese aandelen ingewikkelde regels kent. Meer vertrouwen, transparantie en inzicht kunnen behulpzaam zijn om het internationale kapitaal een grotere rol te laten spelen. Het is immers ook de financiële sector die de Chinese overheid voortdurend gebruikt om de economie te stimuleren. Door de rente te verhogen of verlagen, door het banken makkelijker of moeilijker te maken om hypotheken te verstrekken of om investeringen in nieuwe duurzame technieken te stimuleren.

Zijderoute

Vast staat dat China niet alleen naar zichzelf kijkt. President Xi Jinping heeft van het One Belt One Road (OBOR) een nieuwe droom gemaakt, gebaseerd op oude glorie. Als een soort nieuwe Zijderoute werkt China aan een immens project om de infrastructurele verbindingen met de rest van het continent te moderniseren. Via een netwerk van spoorwegen komen er inmiddels al duizend goederentreinen per jaar naar West-Europa. Dat waren er een paar jaar geleden maar een paar. Nu is het nog maar een fractie van de hoeveelheid goederen die per zee vanuit China wordt vervoerd, maar dat groeit snel naarmate de verbinding beter, sneller en goedkoper wordt. Nu al is vervoer per trein naar Europa twee keer zo snel als per schip, en dat is voor veel computerfabrikanten een mooie aanvulling op het trage scheepvaartverkeer. En onder leiding van zo’n computerfabrikant wordt er nu hard gewerkt om de treinen ook richting China vol te krijgen met goederen.

Want OBOR is voor China een manier om ook in de toekomst makkelijk te kunnen exporteren, net zo goed als dat het verzekerd is van de aanvoer van voedsel, grondstoffen en energie.

Integratie in de wereld

Als er een ding de afgelopen jaren is vast komen te staan is dat de wereld niet meer om China heen kan. Als de staalprijzen wereldwijd dalen wordt dat toegeschreven aan minder bouwwerkzaamheden in China. Als de Chinese beurzen op hol slaan, hoe klein ook op wereldschaal, reageren de beurzen wereldwijd. Als onverwacht de munt deprecieert schiet men wereldwijd in de stress. Met de toenemende betekenis van de Chinese economie lijkt de onzekerheid in de wereld gelijke tred te houden.

Was niet de titel van dit blog geënt op het moment dat de Chinese economie groter zou worden dan de Amerikaanse? De internationale crisis van de afgelopen jaren heeft dat moment in ieder geval niet dichterbij gebracht door lagere groeicijfers aan alle kanten. Maar het moment gaat ongetwijfeld komen. Fait vos jeux!