Restaurants en bars in Wuzhen.

Ieder jaar probeer ik in een andere provincie van China de hoogtepunten te bezoeken. China heeft honderden bijzondere plekken, prachtige landschappen en oude dorpjes waar de tijd stil lijkt te staan. Tenminste, voor de commercialisering toesloeg. Steeds vaker zie ik dat bezienswaardigheden meer en meer op elkaar beginnen te lijken.

Met de groeiende middenklasse stijgt ook de reislust bij de Chinese consument. Natuurlijk willen ze hun eigen land, dat al zo vaak bewonderd is door buitenlanders, zelf ook gaan bekijken. Het afgelopen decennium groeide het binnenlandse toerisme in China jaarlijks met 10-15%. Dit levert enorme stromen binnenlandse toeristen op. In Guiyang bezocht ik in augustus het Qianling Park. Rond het middaguur waren daar volgens de teller boven de poort al 25.000 bezoekers naar binnen gegaan. Voordat het nationale park Jiuzhiaguo in augustus werd getroffen door een aardbeving was de maximale bezoekcapaciteit ruim 40.000 personen per dag en die werd vaak gehaald. Ook voor attracties als de Verboden Stad in Beijing en de Mogao Grotten in Dunhuang zijn in de afgelopen jaren bezoekerslimieten ingesteld. Vooral tijdens het Chinese nieuwjaar en andere Chinese nationale feestdagen, voor de meeste Chinezen de enige momenten waarop ze niet hoeven te werken, zijn de menigtes overweldigend. In heel 2016 werden 4,44 miljard reisjes ondernomen door binnenlandse toeristen. Alleen al tijdens de zogenaamde ‘Gouden Week’ in de eerste week van oktober zullen dit jaar zo’n 710 miljoen Chinezen een binnenlandse of buitenlandse reis maken.

Commercialisering

Populariteit van bezienswaardigheden betekent in China vaak het einde van de authenticiteit. Het is erg jammer dat oude dorpjes als Wuzhen, Chongqing’s Ciqikou, Fenguang, Hongcun, Lijiang, Dali, Zhongdian (Shangri-La), Zhenyuan en Zhaoxing volledig zijn verpest door de commercialisering en hordes toeristen. Als je niet verder kijkt dan de etalages in de hoofdstraten lijken deze dorpjes nu allemaal op elkaar. Eindeloze restaurants, souvenirwinkeltjes, kledingzaken en supermarktjes en veelal alleen toegankelijk met een entreekaartje van minstens 100 RMB om al die commercie te mogen bekijken. Overal vind je  mannen met hamers die pindakoekjes staan te pletten en kom je vast wel ergens een hoekje tegen waar de Chinezen zich graag in de lokale klederdracht hullen om zich te laten fotograferen. In de ergste gevallen zijn er zelfs een paar karaokebars gebouwd en dan niet van het soort waarin je in een geluiddichte kamer zit, maar een variant waarbij iedereen in een straal van een kilometer kan ‘meegenieten’ van de zangkunsten van China’s toeristen. Het oorspronkelijke uiterlijk van deze dorpjes is vaak volledig verdwenen. Naarmate er meer snelwegen en spoorwegen voor hogesnelheidstreinen worden aangelegd en de bezienswaardigheden daarmee makkelijker bereikbaar worden neemt de stroom toeristen, en met hen het aantal hotels en restaurants, alleen maar verder toe. Toen ik in augustus Zhaoxing in de provincie Guizhou bezocht, bleek het een van de meest gecommercialiseerde stops op onze reis te zijn. En dat terwijl ik een beschrijving van 3 jaar eerder had gelezen die het dorp beschreven had als ‘relatief onaangeroerd door commercialisering’.

Zodra de stroom toeristen toeneemt slaat de algehele renovatie toe. En in China hebben ze er een kunst van gemaakt om dingen onovertuigend oud te laten lijken. Vaak betreft het bouwsels waarvan het uiterst twijfelachtig is of ze ooit in die vorm bestaan hebben. De meest bizarre voorbeelden daarvan zijn het oude dorpje Dachang, langs de Yangtze, en de stadsmuur van Datong, waar ik eerder over schreef. In Guizhou bezochten we Longli, een oud garnizoensstadje op de grens met de provincie Hunan en tijdens de Ming-dynastie tevens aan de grens van het Chinese rijk. In Longli was in die tijd een groot aantal Han-soldaten gelegerd om opstanden van de plaatselijke Dong- en Miao-bevolking tegen te gaan. Met zo’n interessante historie is ook Longli kandidaat om een toeristische trekpleister te worden. Het wordt daarom al jarenlang gerenoveerd, maar is nog steeds niet af. Op de kaart van Longli is Nan Men Guang Chang (Zuidpoort Plein) te zien, maar wie er een bezoekje aan brengt vindt een grote grindbak en een ‘zuidpoort’ waarvan eigenlijk alleen de boog staat.

Commercialisering van Ciqikou (Chongqing), Yangshuo, Xidi en Zhaoxing.

Lokale bevolking verdrongen

‘Maar al die commercie is toch goed voor de plaatselijke bevolking’, zou je misschien denken. Dat is ook wat China’s overheid je wil laten geloven: de ontwikkeling van toerisme op het platteland is onderdeel van de strategie om armoede uit te roeien en is goed voor de lokale bevolking. Helaas is de waarheid vaak minder rooskleurig. Sixth Tone deed recentelijk verslag van de invloed van toerisme in Dali in de provincie Yunnan. De oorspronkelijke bevolking heeft in verband met de stijgende huren en de geluidsoverlast het oude Dali inmiddels achter zich gelaten. Hun plaats wordt vaak ingenomen door ‘mensen van buiten’ die zich de kosten wel kunnen veroorloven. Degenen die blijven assimileren snel in de eenheidsworst die deze nieuwelingen bewerkstelligen. Wegens extreme vervuiling van het Erhai Meer ten oosten van Dali werden onlangs diverse guesthouses gedwongen hun deuren te sluiten, met alle financiële gevolgen voor de eigenaren van dien.

South China Morning Post en Supchina schreven recentelijk over inwoners van Chikan, een dorp nabij Kaiping, die verdreven worden door een ontwikkelingsproject ter stimulering van het toerisme. Chikan wordt heringericht voor toeristen die de typische diaolou wachttorens van de regio, die een van China’s posities op de Werelderfgoedlijst vormen, komen bekijken. Chikan wordt omgebouwd tot een historisch pretpark met winkels en hotels, net als Wuzhen, een ander voorbeeld van een oude stad die nauwelijks herkenbaar is door de sluier van de commercie. Ook in Wuzhen en het populaire Lijiang hebben de oorspronkelijke bewoners hun biezen moeten pakken.

Boven: Longli’s Zuidpoort Plein en Zuidpoort.
Onder: Biasha en Dimen.

Ecomuseum

Als ik door die dorpjes loop en grote moeite moet doen om door de commercie de schoonheid nog te zien denk ik steeds: ’Waarom doet China niet wat meer moeite om de authentieke inheemse culturen te beschermen?’. Zelfs in het Splendid China park in Shenzhen, een soort openluchtmuseum waar 25 minderheidsdorpjes zijn nagebouwd, kreeg ik een beter gevoel over hoe het leven ooit geweest moet zijn dan bij bezoeken aan enkele van de originele dorpjes zelf.

In zeldzame gevallen laat China zien dat het ook anders kan. In Biasha in de provincie Guizhou, waar de Miao-minderheid woont, zijn het uiterlijk van het dorp en de gebruiken van de inwoners grotendeels bewaard gebleven. Ja, er is een traditionele voorstelling met zang en dans en niet iedereen zou ook in een normale situatie in klederdracht rondlopen, maar je hebt er toch meer het gevoel dat je omringd wordt door authenticiteit. Nog beter was het in Dimen, een weinig bezocht maar prachtig gelegen Dong-dorp dat wat moeilijker bereikbaar was. Het is een van China’s zogenaamde ‘ecomusea’, een Frans bedenksel wat als doel heeft de inheemse cultuur te behouden door middel van participatie en ontwikkeling van de lokale samenleving. In Dimen is het leven nauwelijks veranderd door het toerisme. Er zijn slechts enkele zeer eenvoudige ‘guesthouses’ te vinden en restaurants zijn er niet echt; de keuken van je guesthouse kan wat voor je bereiden, maar er is geen menukaart. De status van ‘levend museum’ zal Dimen waarschijnlijk (voorlopig) behoeden voor de verregaande commercialisatie. Hoewel het succes van ecomusea in China twijfelachtig is hoop ik dat ik nog jarenlang deze stukjes authentiek China kan bezoeken.