Shanghai kent als enige stad in China een lange jazz-traditie. Reeds in de jaren dertig van de 20ste eeuw speelt een jazzorkest in het Peace Hotel aan the Bund (Waitan). Er zijn prachtige opnamen van originele composities uit die tijd, stoffige klanken met weemoedig stemmend gekweel van diverse zangeressen en een enkele zanger.(Antique Shanghai Popmusic biedt uren van pure, exotische nostalgie.)
Het zal niemand verbazen dat deze koloniale klanken tijdens het communistische bewind verdwijnen. Maar in de jaren tachtig begint in Shanghai de revival. De inmiddels stokoude heren van het jazzorkest worden een toeristische attractie en ook elders in de stad komt het genre weer tot leven.
Coco Zhao
In 1999 leer ik Coco Zhao (Zhao Ke) kennen. Hij zingt in het net geopende Grand Hyatt-hotel, op dat moment het hoogste gebouw van Shanghai, gelegen op de oostoever. Met zijn vrouwelijke presentatie en voorkomen is hij een opvallende en uitdagende verschijning.
Ook als vlot babbelende jazz-crooner weet hij de gasten te imponeren.
We sluiten vriendschap en volgen elkaars muzikale ontwikkeling, maar pas in 2016 werken we voor het eerst samen. Dat resulteert in een duet met mijn vrouw Monique Klemann, bekend in Nederland als de zangeres van de band Loïs Lane.
De single Coool verschijnt in Nederland en China. Via Coco zijn we namelijk in contact gekomen met Ren Yuqing. Hij organiseert niet alleen het grote JZ Jazz Festival in Shanghai, hij heeft ook een keten van JZ clubs in China en een gelijknamig label waar Chinees en internationaal talent op verschijnt.
Aanvankelijk staan we dit jaar gepland voor het mei-festival, maar door gestuntel met uitnodigingen krijgen we geen visum. Men verzekert ons dat we er bij de volgende editie in het najaar wel bij kunnen zijn. En inderdaad, ditmaal verloopt de visumprocedure vlekkeloos.
We krijgen officiële werkvergunningen, de tickets kunnen worden geboekt.
Shanghai Jazz festival
Wanneer we landen in Shanghai staat China aan de vooravond van het 19de Partijcongres en dat beïnvloedt het openbare leven enorm. Ook het Jazzfestival ontkomt niet aan restricties:
Het bezoekersaantal voor deze editie wordt teruggeschroefd van 15.000 naar ongeveer de helft en festivaltenten zijn verboden, het moeten open podia worden. Alles ter verhoging van de veiligheid. Een tourmanager verzucht: ‘In het Westen heb je recht op vrijheid, hier wordt het je verleend. Rond de grote politieke bijeenkomsten wordt het ons even afgenomen, zodat we nooit vergeten wie over onze vrijheid beschikt…’
Er blijken meer complicaties te zijn: Hera Lee, de perspromotor van JZ zou vijf of zes optredens voor ons regelen maar er zijn er slechts drie bevestigd, zo meldt Coco. Oh, en Hera is ontslagen…
We rijden naar de oefenruimte waar we de band ontmoeten. Bassist Danny komt uit New York, drummer Wu en pianist Huang uit Shanghai. In twee uur slepen we ons door het repertoire.
De drummer neemt het heft niet in handen, waardoor ons spel aarzelend blijft klinken.
De volgende dag, net voor de opening van het festival hebben wij ’s ochtends al de soundcheck. Ook bij de ingang zijn de veiligheidsmaatregelen toegenomen. We mogen niet met de auto het terrein op.
Het PA-systeem is nog niet helemaal aangesloten. We houden maar een kwartier over om te horen of alles het doet, tot grote woede van Coco, die het amateurisme van de crew beu is. Hij speelt elk jaar op enkele grote jazzfestivals in Europa en het moet gezegd; daar is alles altijd tot in de puntjes geregeld.
In de loop van de dag trekt de lucht dicht. Vanuit ons hotel zie ik de rivier, de nieuwbouw en de lucht samensmelten tot een grijze brij. Toch nemen we een kijkje bij het Jueshi Liliang (jazz power) podium waar wij morgen staan. We zien een parade van plaatselijke fusion bands, met als sterren Lawrence Gu, een in Los Angeles opgegroeide gitarist en zangeres Zhang Le. Ooit hadden deze twee een stormachtige affaire, zo vertrouwt Coco me toe. Tot Gu’s vrouw er lucht van kreeg en zich van een flatgebouw stortte…
Terwijl het zachtjes is gaan regenen zien we A Bu, het Chinese wonderkind van de jazz optreden. Samen met trompettist Timo Brunner uit Duitsland brengt hij het publiek in verrukking.
Backstage lopen wij Zhang Youdai, de bekende radiomaker tegen. Hij zegt toe Monique te interviewen. Dat is goed nieuws, want in de Chinese jazz-scene is hij een ‘influential’.
Hij blijkt A Bu’s carrière te begeleiden en stelt ons aan hem voor.
Een groepje fans wil ineens met mij op de foto. Wanneer ze mij loven om stukken die zojuist gespeeld zijn begrijp ik dat ze mij voor Brunner houden. Ik laat het maar zo, Youdai lacht zich rot.
We zijn nog niet klaar, want Coco heeft nog een klusje in de G-Club, een van de vele cafés in Shanghai dat jazz programmeert. We rijden door donkere lanen naar een zaaltje boven een restaurant. De stemming zit er goed in tot een stomdronken vrouw in de pauze een liedje wil zingen. Aanvankelijk hoopt de band dat haar gezelschap haar op andere gedachten brengt, maar men is te ver heen. Wanneer Coco haar verzoekt te gaan zitten wordt ze razend en scheldt ze hem voor hond uit. Hoe kan hij alleen maar in het Engels zingen, is het Chinees hem soms te min? Coco reageert getergd en zegt dat iemand die zichzelf zo te kakken zet onmogelijk op respect van anderen kan rekenen. Nu vliegt de vrouw hem bijna aan. Het escaleert net niet, maar gezellig wordt het niet meer. Coco draait plichtmatig zijn programma af, een beetje schor van het gekijf.
‘Wie heeft hier de leiding?’
Op de dag van ons eerste optreden is het weer nog slechter. Twintig verdiepingen onder ons worden poppetjes in joggingpak over een groen parcours geblazen. Een man in transparante cape duwt tergend langzaam zijn volgeladen driewieler tegen de wind in een brug op.
Op mijn telefoon staat een gefluisterd bericht van Coco. Hij heeft geen stem meer over en kan onmogelijk optreden. Dat betekent dat we de duetten, die we enkele weken tevoren zo prachtig hebben opgenomen nu niet kunnen brengen. Ik ben inmiddels zó gefrustreerd door alle rampspoed dat ik in een WeChat-bericht roep dat hij dit echt niet kan maken.
Uiteindelijk wil hij proberen een openingslied te zingen waarna hij het podium aan Monique zal laten. Monique en ik proberen een nieuwe speellijst te verzinnen. Pas een uur van tevoren zijn we er. Een horde dappere jazzminnaars staat in regencapes voor het podium, waar wederom stevige fusion wordt gespeeld. Ik ben benieuwd hoe onze easy listening jazz hier zal vallen.
We zijn aan de beurt, op het podium krioelen vijf mannen rond mijn effectpedalen. Ze doen het niet. ‘Wie heeft hier de leiding”, vragen ze elkaar en zolang dat niet duidelijk wordt probeert geen van hen de spullen aan de praat te krijgen. Wanneer er eindelijk geluid opklinkt kijk ik opgelucht om me heen. Mijn bandleden gapen me ongeduldig aan, we hadden al moeten beginnen.
Coco’s stem blijkt het wonderwel te houden. Na het eerste liedje heeft hij er zoveel plezier in dat hij er nog een probeert en nog een, zodat we uiteindelijk toch alles spelen. Van alle kanten stroomt het publiek toe, een wuivend veld van glinsterend plastic juicht en klapt voor ons.
Na afloop stapt de festivalbaas het podium op en blaast de rest van het programma af.
We waren de laatste act van het festival.
Youdai zou ons interviewen maar is nergens te bekennen, toch zijn we tevreden met alle reacties. Tijd voor een drankje! In de JZ Jazzclub hebben vele muzikanten zich verzameld.
Op het podium staat niemand minder dan jazz-legende Randy Brecker (trompet) die met de Braziliaanse band Balaio een spectaculair swingende set speelt.
Chinese bands
Hoe goed ze ook zijn, geen van de Chinese bands heeft de soul en groove van deze muzikanten, ook niet Qin Sifeng (Sedar Chin) en zijn band, die als afsluiter speelt. Qin verraste Azië met een album dat prijzen won op de Golden Melody Awards in Taiwan, maar na het vuurwerk van de Brazilianen klinkt zijn muziek stoffig en intellectueel.
In alle vroegte zit ik aan het ontbijt voor het interview met Youdai, de laatste kans voor onze wegen zich scheiden. Wanneer hij ziet dat Monique er niet is spreken we af dat hij het interview telefonisch zal afnemen.
Er volgen dagen zonder verplichtingen. We bezoeken vrienden, krijgen geweldig eten voorgeschoteld en elke avond eindigt met live muziek. Zo zien we zangeres Sinne Eeg uit Denemarken en de volgende dag de Britse jazz-diva Tina May. Hun muziek is traditioneel, de vaste stukken uit de jazz-canon (standards) met lange solo’s, ook voor de vocalisten.
De improvisaties waarbij de trompet met de stem wordt nagebootst zijn technisch heel knap, maar op den duur wordt het lachwekkend om de zangeressen aan de schuif van een luchttrombone te zien trekken terwijl het sdriaah-doeboebwieaa klinkt…
Na Mays optreden wordt Monique omringd door meisjes die haar hebben zien optreden en nu met haar op de foto willen. Youdai reageert niet op mijn telefoontjes.
Voor de optredens in Hangzhou en de JZ Jazzclub in Shanghai hebben we een drummer met iets meer branie, Anyu. Net als zovele andere jazzmuzikanten wil hij in Nederland aan het conservatorium gaan studeren. Nederland heeft een goede naam en is vooral heel goedkoop. Met hem klinkt het beter, wij zijn immers autoritaire slagwerkers gewend die je onweerstaanbaar meesleuren. Verder heeft de Amerikaanse trompettist JQ zich voor de laatste optredens bij ons aangesloten.
Met de hoge snelheidslijn racen we naar Hangzhou.
Het is prachtig weer. Het festivalterrein bevindt zich direct aan de oevers van het beroemde West meer (xi hu), dat al meer dan duizend jaar een toeristische trekpleister is. We spelen beter dan in Shanghai. Na afloop heeft het publiek de mogelijkheid vragen te stellen. We staan op een klein podiumpje met de naam van een sponsor achter ons. Nadat Coco iedereen heeft geantwoord zingt een jongeman onbegeleid ‘you are too beautiful’ voor Monique.
We worden er verlegen van.
Onder de herfstzon slenteren we met duizenden dagjesmensen langs de paviljoens rond het meer, een perfecte afsluiting van een mooie dag. ’s Avonds neemt de organisator ons mee naar een gerenommeerd restaurant in de heuvels voor een maal waarbij de eenden tongetjes het culinaire hoogtepunt van de reis vormen. Ook in Hangzhou is een JZ Jazzclub met een in-house jazzband. Een Boliviaanse, Moody geheten, zingt een ‘old school’ klinkende set voor de rijke jeugd die in mooie kleertjes opzit en nipt van dure rode wijn.
Hoeveel jazz kan een mens aan? Wij zijn duidelijk overvoerd geraakt en glippen naar het hotel. En wie belt ons daar? Het is Youdai die eindelijk het interview met Monique afneemt.
Op onze laatste dag, terug in Shanghai, klossen we door Tianzifang, hét toeristische winkelwijkje van Shanghai op zoek naar cadeautjes, waarna we ons klaarmaken voor het slotoptreden in de JZ Jazzclub. Ook in de winkelcentra klinkt jazz, vlakke fusion uit Amerika. Heel Shanghai is van jazz doordrenkt. ’s Avonds doen wij een laatste duit in het zakje en ja, het
begint nu echt goed te worden. De volle club geniet van ons optreden en Monique wordt met complimenten overladen.
Jammer eigenlijk dat we weer weggaan, als we hier wat langer hadden kunnen blijven zou de Shanghai Amsterdam Express snel naam maken.