‘De journalistiek in China beleefde na de Olympische Spelen in 2008 gouden jaren.’ Franse journalist Charlotte neemt een hijs van haar sigaret. ‘Dit duurde tot…’, ze blaast uit, ‘het Xi Jinping-tijdperk.’
In mijn onderzoek naar de veranderende werkomstandigheden van buitenlandse correspondenten en binnenlandse journalisten in China, noemt het overgrote merendeel van de achttien respondenten het woord ‘tighten’ in combinatie met Xi. Sinds zijn komst zijn regels verscherpt, wordt harder opgetreden tegen dissidenten en is de westerling een ongewenste tafelgast geworden. In het Westen wordt daarom vaak gedacht: China is een dictatuur zonder persvrijheid. Het ligt allemaal net iets genuanceerder. Daarom drie treffende perspectieven over de journalistiek in China.
Westerse bril: ‘Onze baan wordt veel moeilijker’
Een hoogtepunt wat betreft journalistieke vrijheid is volgens veel correspondenten het opheffen van de ‘ten-day-rule’ vlak voor de Spelen in 2008. Charlotte vertelt dat correspondenten sindsdien geen toestemming bij de lokale overheid meer hoeven te vragen als zij iemand buiten Beijing willen interviewen. Toestemming van de geïnterviewde is nu voldoende. Het komt daarbij vaak voor dat iemand goedkeuring van zijn baas moet krijgen en binnen staatsinstellingen mag niet iedereen zomaar met buitenlandse journalisten praten. Ook het toegenomen aantal buitenlandse NGO’s staan onder verscherpt toezicht. Dit baart veel correspondenten zorgen omdat zij hen juist nodig hebben als bron. ‘Als zij op dit moment met ons praten kan het gevaarlijk voor hen zijn. Daarom wordt onze baan veel moeilijker.’
Inhoudelijk liggen nog steeds veel onderwerpen gevoelig. Zo ook berichtgeving over de studentenprotesten op het Tiananmenplein in 1989. Wie daar een achtergrondverhaal over wil maken, moet op tijd beginnen. In de maanden voor de herdenking willen weinigen er nog over praten. Charlotte ging toch naar het plein. ‘We lieten de bekende foto zien van de man die voor een tank staat en vroegen of mensen de foto kenden en wat het betekende.’ Na enkele minuten werd Charlotte met haar collega opgepakt door de politie en zeven uur vastgehouden. Haar papieren werden afgenomen en pas teruggegeven als zij op video een verklaring aflegde. ‘Ik erken dat ik fout zat en dat ik problemen uitlokte. Ik zal nooit meer over 4 juni praten.’ Pas daarna kon ze weer gaan. Charlotte lacht nonchalant over deze stompzinnigheid. Haar toon verandert als ze vertelt over haar twee zoons. ‘De agenten zagen in de computer dat ik kinderen heb en dreigden op te sporen of zij wiet rookten of iets fout deden. Gelukkig waren zij al niet meer in het land, waarop de agenten teleurgesteld reageerden.’ Sinds dat moment verloor Charlotte het gevoel van veiligheid in China.
Chinese bril: Onzichtbare regulering
Sinds het aantreden van Xi zijn er geen geschreven reguleringen in de journalistiek bijgekomen. ‘Maar je voelt je gecensureerd op een onzichtbare manier’, vertelt een jonge Chinese journaliste in de hal van een grote staatskrant. Als het om politiekgerelateerde onderwerpen gaat, dan heeft de hoofdredacteur een duidelijk idee over de invalshoek van het verhaal. Er is dan weinig ruimte voor eigen ideeën. Ook hebben journalisten te maken met expliciete orders bij specifieke onderwerpen. De jonge journaliste vertelt over ‘the new normal’. Een term die naar de Chinese economie verwijst. In plaats van te zeggen dat die terugloopt, krijgen journalisten te taak om het slechts ‘de nieuwe standaard’ te noemen.
Ondanks de restricties waar Chinese journalisten mee te maken hebben, zien zij veel creatieve mogelijkheden in hun vak. ‘We vertellen ambtenaren dat zij meer aandacht moeten besteden aan bepaalde zaken. We zeggen het alleen niet direct.’ Door feiten te beschrijven, maakt ze indirect kenbaar dat het huidige beleid aan vernieuwing toe is. Ook zien Chinese journalisten vaak de voordelen van hun functie bij de staatmedia. Hun krant wordt gefinancierd, heeft een gevestigde invloed en de journalisten kunnen gemakkelijker interviews met hoge ambtenaren regelen vergeleken hun collega’s bij buitenlandse mediabedrijven.
Toch gaat werken bij staatsmedia verder dan enkel journalistiek. De jonge journaliste is verrast als er naar de ‘journalistieke’ examens gevraagd wordt. ‘Hoe weet je dat?’ Ze vertelt openlijk over het verplichte examen met honderden vragen die niet gaan over de journalistiek, maar over het gedachtegoed van de communistische partij. Wie slaagt, verdient een perskaart. Deze is goed voor gratis toegang tot bijvoorbeeld parken en het openbaar vervoer. De test wordt afgenomen als een journalist al aangenomen is en heeft dus niets te maken met een sollicitatieprocedure. Na haar feitelijke uitleg, overdenkt ze haar verhaal. ‘Waar worden journalisten eigenlijk op getest? Eigenlijk is het brainwashing; als je alle examenvragen bestudeert dan leer je hoe de staat de agenda voor de journalist bepaalt.’
Niet-westerse bril: Geen verborgen kritiek
Bepaalde overheidsdepartementen zijn meer open voor buitenlandse journalisten dan voor de Olympische Spelen. Het wordt snel duidelijk dat de Russische correspondent weinig kritiek op de Chinese overheid heeft. ‘In Beijing is veel informatie verkrijgbaar.’ Tenminste zolang je een goede relatie hebt met bewindspersonen, dat is namelijk een belangrijke maatstaf in China. De Rus vertelt dat hij geen gevoelige zaken verslaat, maar focust op de bilaterale samenwerking. ‘In 99 procent van de gevallen gaat het over projecten, economische ontwikkeling en de China-Rusland relatie.’ Een gebeurtenissen zoals de scheepsramp op de Yangtze rivier dan? Die verslaat hij op afstand. Hij gebruikt officiële berichtgeving plus informatie van lokale bronnen. ‘Veel efficiënter.’
Als niet-westerse correspondent ziet hij een duidelijke verschil in westerse en niet-westerse berichtgeving. ‘Er is altijd een verborgen kritiek’. Hij noemt het voorbeeld van een nieuwe hogesnelheidslijn rond 2005. Een technisch hoogstandje. Westerse media schreven vooral dat het spoor was aangelegd om Han-Chinezen naar Tibet te kunnen vervoeren en zo de etnische situatie daar te verbeteren. ‘Als je helemaal geen credit geeft en slechts één kant van het verhaal belicht, geeft dat een slechte indruk.’ Het verschil in berichtgeving ontgaat niemand, ook de Chinezen zelf niet. Toch geven zij alle buitenlandse correspondenten dezelfde aandacht en worden grote westerse media zoals AFP, Reuters of AP altijd uitgenodigd voor belangrijke bijeenkomsten.
Dat de Chinese overheid een aardige vinger in de pap heeft bij de media is niet nieuw. Westerse journalisten vertalen dit vaak naar censuur, de Chinezen zelf zijn daarnaast positief over de mogelijkheden die het meebrengt. Deze Russische correspondent schijnt een nieuw, tekenend licht op de situatie. Volgens hem is de overheid niet alleen verantwoordelijk voor de vele ontwikkelingen in het medialandschap de laatste jaren, maar ook de snelheid waarmee die gepaard gaan. Bovendien is zijn journalistieke taakopvatting anders dan we die in het Westen kennen: ‘Een krant is er niet om mensen te informeren, maar het is een collectieve opvoeder.’
In het onderzoek ‘Het Olympisch vuur voor journalistiek in China’ zijn achttien binnenlandse journalisten en buitenlandse correspondenten geïnterviewd waaronder: Marije Vlaskamp (o.a. Volkskrant, BNR), Jiang Zhuqing (Global Times) Jaime FlorCruz (CNN) en Ted Plafker (The Economist).