Met het aanstaande staatsbezoek aan China laait automatisch de China-mensenrechtendiscussie op. Amnesty International vindt dat we hoe dan ook de mensenrechtensituatie moeten aankaarten, veel China-experts vinden dat we mensenrechten vanuit Chinees perspectief moeten bekijken. Ik zie niet hoe die twee elkaar zouden uitsluiten.

Eergisteren las ik de blog van Fred Sengers op deze site. Hij plaatst vraagtekens bij de universaliteit van mensenrechten en het per definitie stellen van mensenrechten boven handelsbelangen, en benadrukt vervolgens dat als gekeken wordt naar sociale mensenrechten China juist ongekende voortgang heeft geboekt.

Laat ik allereerst stellen dat het plaatsen van deze vraagtekens heel zinvol is.  Het is nu eenmaal heel gemakkelijk om vanuit de Nederlandse bevoorrechte positie eisen te gaan stellen aan andere landen en er valt niet te ontkennen dat ‘landen zoals wij’ nu eenmaal een flink grotere vinger in de pap hebben gehad bij het formuleren van deze ‘universele’ mensenrechten.

Wij beredeneren vanuit onze eigen geschiedenis en tradities en vinden afwijkende ontwikkelingspaden al snel verkeerd. Vooral op het gebied van democratische ontwikkelingen zou je goed kunnen pleiten voor een alternatief Chinees pad waarbij stabiliteit en economische ontwikkeling belangrijker worden geacht dan algemeen kiesrecht. Overigens zijn Chinese leiders het met ‘ons’ eens dat democratie het gewenste eindpunt van dat pad moet zijn.

Maar tegelijkertijd geloof ik dat er wel degelijk universele mensenrechten zijn. Ik weiger te accepteren in een wereld te leven waar de aanvaardbaarheid van het opsluiten van feministische activisten, dissidente journalisten en 200 advocaten, zoals de nrc.next gisterochtend benoemde, onderhevig is aan discussie. Gelukkig staat de Chinese grondwet me bij in het als universeel slecht definiëren van deze handelingen.

Uiteraard is er geen China-expert die zal claimen dat bovenstaande zaken niet verkeerd zijn, maar wat me opvalt aan deze discussie is dat sociale verbeteringen tegenover mensenrechten op het gebied van vrijheid worden geplaatst. Het argument luidt: China verbetert wel degelijk mensenrechten, het ligt alleen aan je definitie ervan.

Ik vind dit een vorm van morele compensatie. Kort door de bocht zeg je hiermee: China mag mensen met een andere mening opsluiten, want het land heeft honderden miljoenen mensen uit de armoede geholpen. Dit is hetzelfde als door rood rijden omdat je net een oud vrouwtje hebt geholpen, of een hamburger eten omdat je net gesport hebt. In 2013 toonde onderzoek van de Pompeu Fabra-Universiteit in Barcelona aan dat het menselijk brein op deze manier slecht gedrag goedpraat op basis van eerder gedane goede daden. Moral licensing heet dat.

Laten we ophouden met alle mensenrechten over een kam te scheren. China verdient niets minder dan een globale staande ovatie voor haar resultaten op het gebied van armoedebestrijding, maar dit praat op geen enkele wijze haar belabberde prestaties op het gebied van vrijheid van meningsuiting goed.

Ik zie geen reden waarvoor staatsbezoeken uitsloten zouden zijn van het overbrengen van deze boodschap. Zoals Fred Sengers terecht stelt moeten we ophouden handelsbelangen en vrijheid van meningsuiting als tegenstellingen te zien. Het een sluit het ander simpelweg niet uit. Al ben ik blij dat ik niet de persoon ben die dit aan ‘Ome Xi’ moet gaan vertellen.