De Britse journalist Gideon Rachman schreef een uitvoerig gedocumenteerd boek over de veranderende wereldorde. Easternisation is een leidraad om de buitenlandpolitiek van Donald Trump te begrijpen.

Rachman, de gevierde buitenlandcommentator van de Financial Times, voltooide het manuscript van zijn boek alweer een jaar geleden; een eeuwigheid in het internettijdperk. Maar zelden heb ik een boek gelezen dat zoveel inzicht geeft in wat er juist deze week gebeurt. Op vrijdag wordt Donald Trump beëdigd als de 45ste president van de Verenigde Staten. Analisten breken zich het hoofd over wat The Donald precies voorstaat en proberen een lijn te ontdekken in zijn flirt met Rusland en zijn ramkoers met China.

Easternisation zet haarscherp de keuzes voor de nieuwe president op een rijtje. Het is ofwel berusten in een tanende invloed die economisch verval versterkt. Ofwel de verkiezingsbelofte Make America Great Again waarmaken (of misschien is het beter te spreken van Amerika’s macht behouden), door de confrontatie met zijn grootste uitdager China aan te gaan. Daarvoor moet worden samengewerkt met Rusland en India en heeft Europa zichzelf buitenspel gezet.

Niet dat Rachman, die vijftien jaar voor The Economist in Zuidoost-Azië was gestationeerd en later correspondent was in Washington en Brussel, dat adviseert. Daarvoor is hij teveel Europeaan en te fatsoenlijk; hij is geen Poetin-adept of fan van welk autoritair regime dan ook. Maar uit oogpunt van machtspolitiek is het in zijn ogen een logische optie.

Rachman begint zijn boek met de vaststelling dat geopolitiek gelijk is aan geo-economie. Economische kracht is nodig om je militaire, ideologische en culturele kracht in de wereld te laten gelden. Alleen daarom al verschuift de macht gestaag naar het oosten, hetgeen de titel van het boek verklaart en zich het beste met veroostelijking of oriëntalisering laat vertalen. In Europa denken we dat het zwaartepunt van de wereldeconomie ergens boven de Atlantische Oceaan tussen Europa en de VS ligt. Maar in werkelijkheid is het allang verschoven naar de Pacific en in 2050 zal het zich waarschijnlijk op de grens tussen India en China bevinden. Al in 2020 zullen de Aziatische economieën naar verwachting groter zijn dan die van de VS en Europa gecombineerd.

Kantelpunt in de geschiedenis

De VS bevinden zich voor het eerst in hun bestaan in een periode van neergang. Rachman identificeert het Obama-tijdperk als het kantelpunt in de geschiedenis. Niet dat hij Obama een zwakke president vindt; ook zijn opvolgers zullen met dezelfde problemen en onderliggende trend te maken krijgen.

Wel verwijt hij Obama dat die zijn aanvankelijke aandacht voor Azië –de bekende Pivot to Asia– liet verslappen en tijdens zijn tweede termijn (toen Hillary Clinton plaats maakte voor John Kerry als minister van buitenlandse zaken) zich teveel concentreerde op het Midden-Oosten. In het grote plaatje dient deze regio geen enkel geopolitiek belang voor de VS, omdat deze niet meer afhankelijk zijn van olie-invoer.

Rachman legt de vinger op de zere plek als hij het over Syrië heeft. Er zijn allerlei legitieme redenen waarom het westen geen trek had zich in het conflict te mengen (al plukt met name Europa nu de wrange vruchten in de vorm van de vluchtelingenstroom). Maar de Amerikaanse afzijdigheid, zelfs nadat het Assad-regime Obama’s ‘rode lijn’ van inzet van chemische wapens tegen de eigen burgerbevolking had overschreden, is het symbool geworden van Amerika’s tanende invloed.

Het heeft Rusland (de Krim, Oekraïne) en China (Oost-Chinese Zee, Zuid-Chinese Zee, Taiwan) in de overtuiging gesterkt dat Amerika zijn militaire macht niet meer durft te laten gelden. Met name China is de afgelopen vier jaar continu bezig nieuwe piketpaaltjes te slaan; steeds een stapje verder, maar ieder klein genoeg om er mee weg te komen. Tegelijkertijd worden bondgenoten erdoor aan het twijfelen gebracht of ze nog wel op de VS kunnen rekenen als het er echt op aankomt. Steeds meer landen in de wereld onderkennen de trend en richten hun blik naar het oosten. Denk aan Rusland, Turkije, Israël en zelfs binnen de Europese Unie zijn er landen met de rug naar Europa gaan staan, zoals Hongarije.

Geopolitiek: China, de VS en India

Rachman is voor zijn analyse niet over een nacht ijs gegaan. Hij sprak voor het boek met beslissers, denkers en generaals in grote en kleine landen over de hele wereld. Hij heeft zelfs –als deel van een delegatie- president Xi Jinping ontmoet. Hij legt duidelijk de feitelijke situatie en voorliggende keuzes van de verschillende partijen uit.

Zijn analyse is dat China’s directe buren politiek zijn verdeeld en door de toenemende economische afhankelijkheid van China gedoemd zijn een ondergeschikte rol te spelen. Europa is in zijn ogen helemaal de weg kwijt en wordt politiek geleid door het meest pacifistische land dat zich een naïeve houding ten aanzien van machtspolitiek veroorlooft (Duitsland). Rachman concludeert fijntjes dat de Fransen en Britten zichzelf feitelijk ontwapend hebben en alleen nog maar een rol in regionale conflicten tegen militair inferieure tegenstanders kunnen spelen. De hele krijgsmacht van Groot-Brittannië past tegenwoordig in het Wembley-stadion en dan zijn er nog zitplaatsen over. Rachman verbaast zich over het ontbreken van politieke urgentie bij Europese beleidsmakers als het om geopolitieke verschuivingen gaat. Europa blijft sterk op Amerika gericht, maar andersom is dat steeds minder het geval. Zolang Europa zich niet politiek verder verenigt, kan het zijn economische macht niet laten gelden. Maar het tegendeel is het geval (Brexit).

Geopolitiek komt kortom neer op China, de VS en in de toekomst India. De positie van India ten aanzien van China is duidelijk; de landen zijn geen vrienden en de relatie wordt vertroebeld door China’s bondgenoot en India’s aartsvijand Pakistan. Hier ligt een potentieel militair conflict op de loer.

Rusland speelt een dubbelrol. Poetin voelt zich vernederd en afgewezen door het westen na de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Hij wil een rol op het wereldtoneel blijven spelen en is bereid daarvoor militaire middelen te gebruiken. Poetin flirt met China uit pragmatische overwegingen, omdat Rusland economisch afhankelijk is van de grondstoffen-, voedsel- en wapenexport. Maar op termijn, betoogt Rachman, vormt China misschien wel een bedreiging voor Moskou. Grondstofrijke delen van Rusland waren ooit Chinees. Een informele invasie is al aan de gang. Jaarlijks vestigen zich een miljoen Chinezen in een gebied waar maar 7,4 miljoen Russen wonen. Over een paar jaar zijn Chinezen hier in de meerderheid.

Rachman besteedt veel ruimte aan de militaire opbouw van China en de uitholling van westerse krijgsmachten. De VS leunen zwaar op hun militair-technische voorsprong, die snel minder wordt. Hij geeft een goed inzicht in de manier waarop het Volksbevrijdingsleger zich bewapent om de Amerikanen in geval van crisis op afstand te houden. Hij wijst erop dat China technologie ontwikkelt om als het er op aankomt Amerikaanse satellieten uit te schakelen. Dat dwingt de VS om ver van het eigen land ‘blind’ te vechten. De enige manier om dat evenwicht te herstellen is om in één klap Chinese radar en communicatie plat te leggen. Rachman signaleert dat daardoor de drempel van escalatie lager komt te liggen.

 

Internationale organisaties

Buitengewoon interessant is het hoofdstuk over de rol die internationale instituties in de wereldorde spelen. Die zijn door westerse landen opgericht, ingericht en bevinden zich daar ook. Dat geeft het westen een onzichtbaar voordeel, niet alleen op monetair gebied, maar ook voor bijvoorbeeld het internationale betalingsverkeer, internationaal recht of inrichting van het internet. Die situatie kan alleen blijven bestaan, zolang die instituten voorspelbaar, onpartijdig en efficiënt werken. Juist aan die onpartijdigheid wordt getornd doordat westerse landen de instituties misbruiken als machtsinstrument. Daardoor groeit bij andere landen de wens voor alternatieven; in het ergste geval verliest een instituut zijn functie en komt er niets voor in de plaats.

Onvermijdelijk komt ook de Thucydides-val aan de orde; die lijkt in geen enkel boek over geopolitiek te ontbreken. De Griekse legeraanvoerder uit de vijfde eeuw voor Christus betoogde dat de negatieve spanning tussen opkomende landen en gevestigde belangen per definitie tot oorlog zal leiden. Rachman concludeert terecht dat geen wereldleider die goed bij zijn hoofd is bewust op oorlog aan zal koersen, simpelweg omdat de kosten groter zijn dan de baten. Hij citeert premier Li Keqiang die gezegd heeft dat China zich de komende dertig jaar geen oorlog kan veroorloven op zijn groeipad.

Ook hoeft Amerikaans terugduwen tegen China’s opkomst niet per definitie tot een gewapend conflict te leiden. En misschien spelen de Chinezen het diplomatieke spel zo uitmuntend dat de Amerikanen weinig anders rest dan zich neer te leggen bij een bipolaire wereld en een Chinese invloedssfeer in Midden- en Zuidoost Azië waaruit de VS zich terugtrekt.

Toch is de auteur somber over de vooruitzichten van duurzame vrede. Hij signaleert de wapenopbouw in Azië (en het Midden-Oosten). Hij constateert dat op terreinen waar internationale samenwerking voor de hand ligt, zoals cyberveiligheid, terrorismebestrijding en nucleaire proliferatie, landen steeds vaker hun eigen agenda nastreven. Door het aanjagen van nationalisme en patriottisme voor binnenlands politiek gebruik, beperken leiders hun bewegingsruimte. Relatief kleine en onbedoelde incidenten kunnen zo eenvoudig escaleren.

Dat hoeft niet per se tot een wereldoorlog of de inzet van kernwapens te leiden. Maar door de verknoping van de internationale economie zullen zelfs de gevolgen van een regionale oorlog overal gevoeld worden.

Easternisation, War and Peace in the Asian Century, Gideon Rachman, Uitgeverij The Bodley Head, augustus 2016, ISBN 9781847923332, hardcover €21,99, ook verkrijgbaar als e-book.