
Ingang van de gemeenschappelijke tuin in Picun.
Sappelaars die schrijven
Van 2015 tot 2017 waren er in China met crowdfunding ruim duizend screenings van Mijn gedichten (wǒde shīpiān), een film van Qin Xiaoyu en Wu Feiyue die buiten China Iron Moon heet. De film portretteert vijf leden van het nieuwe Chinese “precariaat”. Dat woord is een bittere echo van “proletariaat”.
Het precariaat bestaat grotendeels uit migrantarbeiders. Mensen die van het platteland naar de stad zijn getrokken maar daar niet geaard, onder andere omdat ze minder rechten hebben dan de stadsburgers (denk aan onderwijs, sociale voorzieningen, enz). Dat zijn er sinds de jaren 1980 een slordige driehonderd miljoen. Zij zijn de motor van China’s economische groei. Vaak is brandstof een beter beeld: mensen die worden opgebruikt. Trefwoorden: slopend werk, lage lonen, rechteloosheid en bestaansonzekerheid. Structureel sappelen in een wedstrijd die spectaculaire winnaars oplevert maar ook heel veel verliezers. In het Chinees heten ze dǎgōngzhě. Dat woord is ambivalent: denigrerend voor de één, een geuzennaam voor de ander. In het Nederlands zou je ze sappelaars kunnen noemen. Die vertaling toont hun bestaansonzekerheid, en dat is de kern. Maar “sappelaars” is minder gewoon in het Nederlands dan dǎgōngzhě in het Chinees. Het Engelse “battlers” werkt beter.
Veel van die sappelaars schrijven poëzie. Ze ervaren dat als een essentieel onderdeel van hun bestaan en hun identiteit. Zo ook de hoofdrolspelers van Mijn gedichten.
Ook elders in de wereld schrijven migrantarbeiders gedichten. Maar ik durf de stelling wel aan dat de sappelverzen een heel Chinees verschijnsel zijn. Misschien dat die crowdfunding van Qin en Wu daarom zo goed liep. Het gaat dan om de kracht van poëzie als een meme in de Chinese culturele traditie. Poëzie als een maatschappelijke praktijk en een voertuig voor het verwoorden van een gevoel – maar wel een gevoel dat iets zegt over de samenleving. Teksten die morele verantwoordelijkheid nemen, of het nu gaat om een liefdesverklaring aan het moederland of om verontwaardiging bij onrecht. Dat geldt niet voor alle Chinese poëzie maar wel voor een heleboel.
In mei 2017 was er een screening van Mijn gedichten op de Universiteit van Peking, in aanwezigheid van Qin. Er volgde een paneldiscussie met een zevental geleerden (onder wie ondergetekende, ik had de veldwerk-vlieg-op-de-muur willen zijn maar werd gespot en uit het publiek gehaald).
Xiaohai
Gelukkig was er ook een sappeldichter bij, al zat hij zelf niet in de film. Xiaohai groeide op op het platteland van Henan en ging op zijn vijftiende van school omdat het gezin zich voor hem geen verder onderwijs kon veroorloven. Via een koppelbaas verhuisde hij naar Shenzhen, in de “werkplaats van de wereld”, en de eerste van een reeks steden waar hij dertien jaar lang aan de lopende band stond. Trefwoorden, deel 2: ontheemding, vervreemding, vertwijfeling. Vaak in kledingfabrieken en ook bij Foxconn, het beruchte electronica-concern dat zijn woonkazernes in 2010 voorzag van (ahem) anti-zelfmoord-netten.
Xiaohai zegt over die jaren dat hij ze overleefde door gedichten te schrijven, in ieder vrij ogenblik dat het werk hem gunde, en songteksten, Maar hij zegt ook dat dat een obsessie werd, zodat hij vergat om mee te doen met de rest van het leven. Een partner vinden bijvoorbeeld, en een gezin stichten.
In 2016 kwam Xiaohai naar Picun, een migrantendorp in de buitenwijken van Beijing. Picun ontleent groeiende bekendheid aan een NGO die het Huis van de Werkmakkers gōngyǒu zhī jiā heet. Het Huis zet zich in voor de sappelaars, hier fier aangeduid als Nieuwe Arbeiders. Met “cultuuronderwijs” proberen ze die te stimuleren bij de vorming van een maatschappelijke identiteit en van het bewustzijn dat ze recht hebben op een plaats onder de zon. Cultuur is dan een breed begrip, inclusief bijvoorbeeld kennis van je rechtspositie.
Xiaohai zegt dat Picun en het Huis zijn redding zijn geweest. Dat hij, na een jeugd die is opgegaan aan de lopende band, nu toegang heeft tot iets dat lijkt op een normaal leven. Zinvol en minder uitzichtsloos. Hij werkt in een kringloop-kledingwinkel en in de bibliotheek annex leeszaal van het Huis.
Het Huis omvat ook een museum, in een voormalige tegelfabriek, dat gewijd is aan het verhaal van de sappelaars. Hun geschiedenis, hun idealen, hun trots, maar ook hun ontberingen. Dat het een onofficieel, klein, arm museum is maakt het niet minder indrukwekkend. Zijn grassroots aanpak geeft een evenwichtiger beeld dan staatsmusea in Shenzhen en Guanghzhou die de inspanningen van de sappelaars eenzijdig framen als glorievolle bijdragen aan de opbouw van het moederland – zonder oog voor het feit dat veel van die bouwers daar zelf weinig beter van worden.
En er is een Literatuurgroep in Picun. De groep is in 2014 opgericht. Via social media wisten ze literatuurwetenschapper Zhang Huiyu te strikken als docent-vrijwilliger. Zhang doceert er nog steeds, en door de jaren heen hebben er tientallen andere wetenschappers en auteurs opgetreden. Er zijn een paar dozijn bijeenkomsten per jaar, over uiteenlopende onderwerpen: van Cao Xueqins Droom van de rode kamer (Hónglóu mèng), de beroemde roman uit de Qing-dynastie, tot de geest van het Communistische Partijcongres (daarvoor komt dan iemand van de Partijschool langs). De afgelopen jaren geven er ook af en toe buitenlanders les. Ik heb er een lezing gegeven over de manier waarop de sappelverzen buiten China in het nieuws komen. Met een verhaal in TIME over “de dichter die is gestorven voor jouw telefoon”, bijvoorbeeld. Dat was Xu Lizhi die, u raadt het al, bij Foxconn werkte.
In april 2017 kwam de Literatuurgroep in het nieuws. Toen ging “Ik heet Fan Yusu” viraal, het levensverhaal van een vrouw van midden veertig die op haar twaalfde als leesgek kind al lesgaf op een dorpsschool in Hubei en drie decennia later met vallen en opstaan in Picun terechtkwam. Als alleenstaande moeder die de kost verdiende als nanny voor een rijk gezin in Beijing, waardoor ze te weinig tijd overhield voor haar eigen kinderen.
Xiaohai heeft nog geen Fan Yusu-moment gehad maar hij is wel een soort ster aan het worden. (In mei 2017, toen ik hem na die screening van Mijn gedichten opzocht in Picun, trof ik hem terwijl hij gefilmd en geïnterviewd werd, bij de ingang van het museum.) Deels komt dat doordat het genre van de sappelverzen zo mediageniek is. Verweerde koppen met gele veiligheidshelmen op de bouwplaats, robotachtig gesynchroniseerde lichamen aan de lopende band… De combinatie van dat soort ikonen van de underdog met het dichterschap spreekt tot de verbeelding.
Maar het komt ook door het imago van déze sappeldichter. Xiaohai is de rock-n-roll versie van de migrantarbeider. Hij is fan van Wang Feng en Haizi maar ook van de Rolling Stones en Allen Ginsberg. Hij draagt hippe T-shirts en baseballpetjes (achterstevoren). Hij praat sneller dan je kan luisteren maar je snapt altijd wat hij zegt. Hij is fel maar hij glimlacht erbij. Hij straalt levenslust uit.
En, niet te vergeten: zijn werk is bijzonder. Hij is geen doorsnee sappeldichter. (Die bestaan, mede omdat het genre zo nauw verbonden is met een nogal opdringerige werkelijkheid.) Zijn poëzie is beweeglijk, hij doet van alles tegelijk. Kort, lang, braaf, oneerbiedig, slordig, zorgvuldig. Wanhoop over de lopende band, opwinding over de liefde, de trots van de sappelaar in de ongelijke strijd met het mondiale kapitalisme. Je ziet zijn verhaal, je voelt de energie.

Xiaohai in mei 2017, in de bibliotheek van het Huis van de Werkmakkers.
Op zijn pet staat WORK HARD PLAY HARD.
Foto door Maghiel van Crevel
Grijstinten
De werkelijkheid in China is minder zwart-wit dan het beeld vaak is in de buitenlandse media, of het nu gaat om politiek en bestuur of om cultuur.
Je kunt de sappelverzen niet los zien van hun maatschappelijke context. En die bevat een grote component onrecht. Dat onrecht komt mede tot stand door politieke beslissingen en is dus voor rekening van de staat – vanuit dilemma’s die gaan over de groei van het BNP tegenover binnenlandse ongelijkheid, dat soort dingen. Maar als we iets willen snappen van Xiaohai, en van andere cultuurmakers uit Picun en elders in China, komen we er niet met simpele tegenstellingen van de staat vs. grassroots en officiële vs. onofficiële cultuur.
Zeker, de overheid censureert de sappelverzen. China kent “zwarte fabrieken” waar extreme, verbijsterende schendingen van de arbeidsrechten aan de orde van de dag zijn. Iedere auteur en iedere redacteur weet dat het riskant is om daarover te publiceren. En dat gebeurt dus vrijwel niet. Maar de overheid is niet alleen censor maar ook sponsor van deze poëzie, op allerlei manieren. Dat is een standaardtactiek om zicht te krijgen op wat er speelt, maar het staat ook in een Chinese traditie van welbewuste, oprechte overheidsbetrokkenheid bij het maken van cultuur. En die wordt echt niet alleen maar ervaren als interferentie.
De casus-Xiaohai illustreert dat. Zijn werk is in eigen beheer uitgegeven door de literatuurgroep in Picun, en dus onofficieel. Maar via Shi Libin, een van de gastdocenten van de groep en redacteur bij een gezaghebbend officieel literair tijdschrift, kon hij vorig jaar een cursus volgen aan het Lao She-Instituut voor Literatuur van de stad Beijing, verzorgd door een dream team van wetenschappers en schrijvers. Hij noemt dat zijn mooiste herinnering, omdat hij zich eindelijk volledig op de poëzie kon storten en twee weken vrij kreeg zonder zich druk te hoeven te maken over zijn inkomen. Inderdaad, dat was onder regie van de overheid. Een ander voorbeeld: Xiaohai figureert inmiddels in verschillende korte films over Picun. Eén daarvan is zelfs helemaal aan hem gewijd, met als titel “Van de lopende band maak ik poëzie” – en gepubliceerd in de China Daily. Inderdaad, dat is een staatskrant.
Hoe moeten we dat lezen? Is Xiaohai gecoöpteerd, ingelijfd, onschadelijk gemaakt? Is dat een manier van kijken waar we iets aan hebben? Nee. Het betekent vooral dat we geen simpele aannames kunnen doen over hoe het in China werkt tussen het individu, de gemeenschap, en de staat. Dat we juist in een geglobaliseerde wereld oog moeten hebben voor andere dan de vertrouwde uitgangspunten, voor grijstinten en complexiteit. Die ontvankelijkheid is niet alleen een noodzaak maar ook een bron van inspiratie.
SCHULD
Door Xiaohai, in de vertaling van Maghiel van Crevel
Je staat bij het gewone in de schuld met je geluk
bij de schemer met de dageraad
bij het visioen met een toekomst
bij je vrienden met een verwachtingJe staat bij de vrijheid in de schuld met je waardigheid
bij de bloesem met een dauwdrop
bij je jeugd met een gekte
bij je familie met een wensdroomJe staat bij de hemel in de schuld met je vleugels
bij de zee met een traan
bij de aarde met een zaadje
bij de regentijd met een regenboogJe staat bij de zon in de schuld met zijn stralen
bij de maan met haar zachtheid
bij de morgenster met een opwaartse blik
bij je geliefde met een eeuwigheidAlleen het leven staat bij jou in de schuld – met een eerlijk lot
Meer over Picun, het museum en de poëzie:
“Debts: Coming to Terms with Migrant Worker Poetry”
Meer over een andere sappeldichter:
“Tegen het overzicht: de poëzie van Xu Lizhi”