China zal vroeg of laat in financiële crisis geraken, betoogt Dinny McMahon in zijn boek over China’s schuldenlast. Die hoeft niet desastreus te zijn, zolang risico’s stelselmatig worden beperkt. Maar over het vermogen van de Chinese leiders om de economie bijtijds te hervormen is hij sceptisch.
Ruim een jaar lag China’s Great Wall of Debt bij mij thuis bovenop de stapel. Steeds opnieuw waren er andere boeken die voorrang kregen, omdat zij een urgenter onderwerp behandelen. Totdat ik Dinny McMahons boek na zachte aandrang van de redactie van China2025 eindelijk ter hand nam.
McMahon is een Australische journalist, die van nabij de opkomst van China meemaakte. Zijn vader was de directeur van de ijzerertsmijn die in 1985 door een Chinees bedrijf werd overgenomen; de eerste Chinese investering in het buitenland! Zijn moeder dwong hem zeer tegen zijn zin Mandarijn te leren, omdat zij een grote opkomst van China voorzag (de auteur is inmiddels ook tot dit inzicht gekomen, blijkt uit het dankwoord). McMahon ging studeren in Beijing en bleef daar twaalf jaar als correspondent voor verschillende buitenlandse media.
Er is natuurlijk al eerder geschreven over China’s schuldenberg. Het meest bekend is Gordon Changs apocalyptische The Coming Collapse of China uit 2001 – ook alweer achttien jaar geleden. Het gestaag groeiende koor van doemdenkers die China’s economische ondergang voorspellen zal vast weleens gelijk krijgen. De vraag is alleen: wanneer?
Problemen zijn er genoeg. McMahon zet de systeemrisico’s keurig op een rijtje; goed gedocumenteerd en voorzien van passende anekdotes uit de jaren van zijn correspondentschap. De meeste zijn genoegzaam bekend: de enorme schuld van overheden, falende staatsbedrijven, de vastgoedbubbel en schaduwbanken.
Natuurlijk duizelt het de lezer soms bij al die miljoenen, miljarden en biljoenen. Wat verfrissend is aan China’s Great Wall of Debt is dat het betrekkelijk nuchter de feiten duidt. McMahon denkt dat een crisis op enig moment onvermijdelijk is, maar is er anders dan veel doemdenkers niet van overtuigd dat China’s economie daardoor gedoemd is als een kaartenhuis in elkaar te zakken.
Sterker nog: hij geeft verschillende redenen waarom dat niet hoeft te gebeuren. China’s schulden zijn in veel opzichte bescheiden vergeleken met die van andere grote economieën. De overheid beschikt over diepe zakken en doorzettingsmacht om falende banken of investeringsfondsen te redden. En omdat vooral van Chinese banken geld is geleend, is er niet per se mondiaal besmettingsgevaar te duchten.
Kredietverslaving
McMahon betoogt dat er nog tijd is om bepaalde systeemrisico’s te elimineren of op zijn minst de gevolgen van een komende crisis te beperken. Het probleem is dat China’s leiders daar niet naar handelen. Ze hebben zich door de economische crisis van 2008 geïnvesteerd om de vraaguitval van de export te compenseren.

Auteur Dinny McMahon
Maar toen de economie weer aantrok en het op eigen kracht zou moeten kunnen redden, is er geen een rem gezet op het stimuleringsprogramma dat voor een belangrijk deel met krediet wordt gevoed. Het probleem is volgens McMahon niet de omvang van China’s schuldenberg op dit moment, maar de snelle groei ervan in de afgelopen tien jaar die bij ongewijzigd beleid wel een alarmerende grootte bereikt.
McMahon betoogt dat China’s instituties niet in staat zijn de dreiging effectief aan te pakken. Om carrière te maken in de partij, moet je resultaten boeken. Lokale bestuurders willen daarom economische groei realiseren met nieuwe bedrijvigheid. Bestaande bedrijven moeten ten koste van alles open blijven, ook als ze slecht renderen. Want sluiten geeft maar gedoe en demonstrerende werknemers staan slecht op de conduitestaat van ambitieuze partijtijgers.
Er wordt met overheidsgeld gesmeten. Omdat er veel van is, dankzij het enorme handelsoverschot. Maar ook omdat China per se overal de grootste in wil zijn. In het boek wordt melkpoeder als voorbeeld genoemd. Hoewel China nauwelijks weidegrond heeft en de consument het lokale product niet vertrouwt, blijft Beijing de import van buitenlandse producenten dwarsbomen. China profiteert aldus wel volop van de globalisering bij zijn export, maar vergeet de vruchten te plukken bij de import. Van papier, glas en staal wordt zoveel geproduceerd dat overcapaciteit de prijzen tot onder de kostprijs drukt. Staal kost in China tegenwoordig minder dan Chinese kool.
Doordat de Chinese overheid de rente op spaargeld en krediet laag houdt, worden banken gestimuleerd zoveel mogelijk geld uit te lenen. Het liefst aan staatsbedrijven, want die blijven toch wel open. Staatsbedrijven vormen 25 procent van China’s economie, maar zijn goed voor 60 procent van alle zakelijke schulden. Particuliere bedrijven, waar de economische groei vandaan komt, kunnen veel minder makkelijk krediet krijgen.
Gevestigde belangen verzetten zich tegen hervormingen. McMahon beschrijft op amusante manier het verhaal van het zoutmonopolie van de staat, waarvan al bijna twintig jaar tevergeefs wordt geprobeerd het af te schaffen. De staatszoutbedrijven verzetten zich met hand en tand en breiden hun werkgebied zelfs uit, in strijd met de instructies van de centrale overheid en rechterlijke uitspraken. Als het met zo’n klein en relatief onbelangrijk monopolie al niet lukt die af te schaffen, hoe moet dat dan met grote?
De groeimotor draait door
Het verkopen van gebruiksrechten van grond (de grond zelf blijft bezit van de staat) is de belangrijkste inkomstenbron voor lokale overheden. McMahon noemt het voorbeeld van de stad Tieling, provincie Liaoning. De toenmalige burgemeester had een ambitieus bouwprogramma gelanceerd om zijn stad (en zijn loopbaan) op de kaart te zetten. Maar nadat hij promotie had gemaakt, werd zijn opvolger geconfronteerd met braakliggende bedrijfsterreinen en onbewoonde appartementencomplexen. Hij zag maar één mogelijkheid om de schuldenlast te betalen: bijbouwen.
Het probleem zit hem niet in het vastgoed zelf; daar is nog steeds voldoende vraag naar en de trek naar de stad houdt nog wel even aan. Het probleem is dat er bijna geen grond meer is die lokale overheden kunnen uitgeven. Daarom worden steeds meer heuvels geëgaliseerd, moerassen gedempt en land op de zee gewonnen. Het zijn dure oplossingen, maar het is vaak de enige manier voor lokale overheden om geld te genereren. Om leuke dingen te doen, maar ook om hun leningen af te betalen.
McMahon waarschuwt dat als er in een hoekje van China’s financiële systeem brand ontstaat die eenvoudig kan overslaan naar de rest van de economie. Het grote risico is dan een bankrun. Dat gebeurde in 2014 bij twee lokale banken in de provincie Jiangsu. De centrale bank liet toen iedere dag pallets met yuans bij de bankfilialen uitladen, zodat iedere klant met eigen ogen kon zien dat er voldoende cash voorhanden was. Bij een nationale vertrouwenscrisis zal dat niet lukken.
Volgens McMahon zijn de beleidsmakers in Beijing zich terdege bewust van de risico’s van de schuldenberg. Maar zij schuiven de problemen voor zich uit. Ze steken hun kop in het zand met een beroep op China’s exceptionalisme. Of ze hopen dat de economie zo snel blijft groeien dat hun problemen vanzelf verdwijnen. En er is altijd een urgenter probleem dat voorrang behoeft. Zo blijven noodzakelijke hervormingen jaar na jaar op de stapel liggen.
China’s Great Wall of Debt, Dinny McMahon, Houghton, Mifflin Harcourt, maart 2018, paperback €12,47, hardcover €14,74, ISBN 9781408710357.
Heldere recensie. Het thema komt natuurlijk ik veel andere boeken aan de orde. Bij voorspellingen over een naderende crisis van China heb ik wel wat twijfels, om twee redenen. Ten eerste is er vanuit het Westen al crisis voorspeld vanaf het ontstaan van het communistische China. En telkens kwam die niet. En de grote crises in de wereldeconomie werden niet voorspeld en kwamen wel. Ten tweede is er een logisch probleem met alle crisisvoorspellingen: als je niet heel precies bent met je voorspelling over wat er wanneer gaat gebeuren, dan krijg je eigelijk altijd wel een beetje gelijk, net als bij ‘hoogmoed komt voor de val’ en ‘het kapitalisme zal aan zijn contradicties ten onder gaan’. Popper waarschuwde al tegen niet toetsbare ‘prophecies’. Ze spelen in het denken over China een grote rol.
Het feit dat de partij best weet hoe de schuldenproblematiek werkt, wat het boek laat zien, geeft mij het idee dat dit niet de kern van een crisis zal zijn. Echte crises komen voort uit wat niemand ziet en niemand begrijpt. Waar we dus nu niet over praten dus…