
Ai Weiwei en Ai Qing in 1958. Bron: FOR-SITE Foundation
In China is literatuur onlosmakelijk verbonden met politiek en samenleving. Dat gold in de oudheid en het geldt vandaag nog steeds, al zijn teksten, auteurs en lezers onherkenbaar veranderd. Wie samenhang wil ontdekken kan beginnen en eindigen met de vaststelling dat Chinese heersers altijd groot belang hebben gehecht aan literatuur. Ze hebben zich er dus ook altijd stevig mee bemoeid, in de rol van sponsor én in die van censor.
Literatuur en politieke campagnes
In het voorjaar van 1942 woeden in China twee oorlogen, van de nationalisten tegen de communisten en van China tegen Japan. De communisten hebben hun hoofdkwartier in Yan’an, in het barre westen van het land. Ze zitten in het nauw en opperste leider Mao Zedong maakt zich zorgen over de invloed van literaire auteurs in het eigen kamp. Die schrijvers hebben zich met gevaar voor eigen leven aangesloten bij de communisten en zijn met open armen binnengehaald. Maar als ze kritische stukken gaan schrijven over corruptie en ongelijkheid in de communistische gemeenschap gaat het mis.
Wat zich vervolgens ontvouwt geldt als een blauwdruk voor latere politieke campagnes in de Volksrepubliek, met literatuur als aanleiding voor politieke zuiveringen met een veel grotere reikwijdte. Stap 1: de heerser roept op tot een debat. Stap 2: mondige onderdanen gaan gretig op die uitnodiging in. Stap 3: de heerser legt hem onwelgevallige stemmen het zwijgen op en onderwerpt die aan politieke vervolging.
In Yan’an formuleert Mao een visie die literatuur en kunst ondergeschikt maakt aan de politiek, in een mengsel van marxisme en confucianisme. Hij draagt schrijvers en kunstenaars op zich onder te dompelen in het leven van Het Volk, om zich te ontworstelen aan hun elitaire status en de drie-eenheid van arbeiders, boeren en soldaten te kunnen dienen. De schrijvers komen tijdens massale “kritiek- en strijdbijeenkomsten” onder extreme psychologische druk te staan. Met een enkele uitzondering bekennen ze schuld en beloven ze hun leven te beteren. Overlevingsstrategie of overtuiging? Of van allebei een beetje?
Dichter in een grillig krachtenveld

Dichter Ai Qing
Een van spelers in dit drama is de dichter Ai Qing (1910–1996). Geboren in het laatste jaar van het keizerrijk, in de vroege jaren dertig in Shanghai gevangengezet door de nationalisten en nu onder vuur van zijn eigen mede-communisten, al zou hij na zijn boetedoening allerlei hoge functies toegewezen krijgen. Ai Qing is één van de vele schrijvers wier leven zich laat lezen als een afspiegeling van de gewelddadige geschiedenis van het moderne China, en die uit alle macht proberen houvast te vinden in dat grillige krachtenveld.
Daarbij kunnen kunst en politiek elkaar versterken maar ook botsen, met alle gevolgen van dien. Lang na die episode in Yan’an zou Ai Qing tewerkgesteld worden in binnenlandse ballingschap, onder erbarmelijke omstandigheden. In 1957 werd hij slachtoffer van de Anti-Rechtsen-Campagne en aan zijn ballingschap kwam pas een einde in 1978, met de grote ommezwaai van een overheid die koos voor “hervorming en openstelling”.
De wereldberoemde kunstenaar en dissident Ai Weiwei is een zoon van Ai Qing. Hij herinnert zich de beproeving van zijn vader maar al te goed, want hij was erbij. In het voorwoord van Sneeuw valt op het land van China, een dichtbundel van Ai Qing in de vertaling van Daan Bronkhorst, schrijft hij: “Gedurende de eenentwintig jaar tussen mijn geboorte in 1957 en 1978 was mijn vader, de meest vooraanstaande Chinese dichter van de moderne geschiedenis, door zijn regering het recht te schrijven ontzegd”.
Hij memoreert ook hoe hij samen met zijn vader al diens boeken en manuscripten verbrandde. Dat was tijdens de Culturele Revolutie (1966–1976), toen politieke correctheid in woord en geschrift een zaak van leven of dood kon zijn. En in het toenmalige politieke klimaat, dat wel met een massapsychose wordt vergeleken, was álle tekst potentieel politiek incorrect. Met als gevolg dat vrijwel alle schrijvers er het zwijgen toe deden en velen het eigen werk vernietigden.
Een trotse stem
Dat is nogal wat, en het zet de lezer van Sneeuw in een houding die niet primair gericht is op het ontcijferen van symboliek of andere mysterieuze zaken die geassocieerd worden met poëzie. Maar dat is niet erg. Ai Qings werk ís ook in de eerste plaats maatschappelijk commentaar.
Af en toe ligt het cliché op de loer en kun je je met recht afvragen of de dichtkunst hiervoor bedoeld is. Bijvoorbeeld in het beroemde “Dayanhe, mijn min” (1933): “ik schrijf een aanklacht tegen deze onrechtvaardige wereld”. Maar als die directheid samengaat met een persoonlijker stijl en pakkender beelden begrijp je waarom Ai Qings werk in China al bijna een eeuw lang lezers uit allerlei sociale klassen aanspreekt. Dit is een trotse, menselijke stem die overtuigt in somberheid én hoop.
Zoals in deze passage uit “Het noorden” (1938):
“Ik hou van dit trieste land / deze weidse en dorre grond / die ons eenvoudig van taal / en ruim van hart heeft gemaakt. / Ik geloof in deze ruimhartigheid, / dit koppig voortleven op het vlakke land / dat nooit ten onder zal gaan. / Ik hou van dit trieste land, / dit oude land, / dit land dat / voortbracht wat ik liefheb: / het meest beproefde en oudste / volk ter wereld.”
Of in “Waterbuffel” (1939):
“Grauwgrijze vacht / stug en zonder glans, / kromme horens / hard als ijs, / op je hele lijf de vastgevroren / modder van dit zompige land, / met grote mistroostige ogen / kijk je uit over de verlaten verten, / zonder een klacht / draag je gebogen je bitter juk, / blaas je zwoegend / je witte adem uit, / trek je met slepende stappen / de ploeg door het bevroren land.”
Muzikaal spreken in het openbaar
Er is niet één soort poëzie. Poëzie kan intense emotie uitdrukken en radicale taalvernieuwing plegen. Ze kan de lezer meevoeren zonder dat die haar “begrijpt” of zou kunnen navertellen. Maar je zou haar ook kunnen omschrijven als een oeroude traditie van muzikaal spreken in het openbaar, waarbij klank en ritme woorden en beelden kracht bijzetten en de spreker zich opstelt op een manier die iets wegheeft van gebed, profetie, betovering, bezwering. Een rituele taaldaad die de aandacht vestigt op zichzelf, die daarmee afstand neemt van de wereld maar haar des te scherper ziet.
Dat is wat Ai Qing doet. En wat Daan Bronkhorst doet. Want Sneeuw valt op het land van China is opgetrokken uit de woorden van Bronkhorst, niet die van Ai Qing. Zeker, er is een brontekst. Maar laten we die zien als een springplank en niet als een keurslijf.
Is het een open deur om te zeggen dat de stem van de vertaler minstens zo belangrijk is als die van de bron-auteur? Ik ben bang van niet. Maar zo ja, dan pleit ik ervoor dat we die open deur bij iedere gelegenheid blijven intrappen, want we kunnen de kunst en het ambacht van het vertalen niet zichtbaar genoeg maken. Het is niet moeilijk om sommige van Bronkhorsts keuzes aan te vechten, want poëzie vertalen is steeds opnieuw besluiten welke regel je wilt overtreden – dus er kan van alles, en je kunt het oneens zijn over van alles. Maar zijn vertaling is stijlvol, trefzeker en doorvoeld en ze staat als een huis.
Ai Qing verdient niet minder.
Sneeuw valt op het land van China: gedichten | auteur Ai Qing | vertaald door Daan Bronkhorst | Lebowski Publishers Amsterdam | oktober 2021 | paperback €19,99 | ook verkrijgbaar als e-book | 112 pag. | ISBN: 9789048863907