Afbeelding door Raychan via Unsplash

In 2022 bracht Jing Tsu een boek uit over het Chinees: Kingdom of Characters. The Language Revolution that Made China Modern (New York: Riverhead). Tsu verhuisde als kind van Taiwan naar de Verenigde Staten, waardoor ze met beide culturen goed vertrouwd is. Ze is professor aan de universiteit van Yale, waar ze onderzoek doet naar de Chinese taal, literatuur en cultuur van de 19e eeuw tot vandaag. Het feit dat een Nederlandse vertaling van het boek—Koninkrijk der Karakters. De taalrevolutie die China moderniseerde—in het zelfde jaar al het daglicht zag, toont dat de uitgever op een hit mikte, zonder de reactie van de eerste lezers af te wachten. De respons was inderdaad groot, zowel positief als negatief. Ik kan me in allebei vinden.

Taal van 1900 tot in de digitale sinosfeer

Eerst een kort overzicht van de inhoud. Het boek vangt aan rond 1900, wanneer China, in het kader van de natievorming, naar een gemeenschappelijke spreektaal streeft. Het tweede hoofdstuk brengt ons in contact met de alleroudste Chinese typemachines, bedacht door een student die in 1910 in Amerika was gaan studeren en enkele jaren later een westerse model mee naar huis nam. Het derde hoofdstuk begint rond 1925 en leidt ons naar de fascinerende geschiedenis van de telegrafie, waarin China met zijn karakters lange tijd een perifere rol toebedeeld kreeg. Daarna, vanaf ongeveer 1939, maken we kennis met allerlei bibliotheek catalogi voorgesteld op deeltjes van karakters, wat dan weer bijdroeg tot betere typemachines.

Het vijfde hoofdstuk situeert zich in het midden van de twintigste eeuw, wanneer Mao Zedong enerzijds veel karakters liet vereenvoudigen en anderzijds een fonetisch schrift (pinyin) als ondersteuning liet invoeren. Het voorlaatste hoofdstuk speelt zich grotendeels af in de jaren 70 wanneer de input en output van Chinees schrift via de computer uitgezocht werd. Tot slot belanden we in de “digitale sinosfeer”, toen China veel meer data en internetgebruikers kreeg dan de Verenigde Staten. Het land wilde niet alleen meespelen op het wereldtoneel, maar eiste “ook de macht om het eigen verhaal vorm te geven en naar voren te schuiven als het universele verhaal waar de wereld zich aan moest houden.”

Levendige herhaling met enige verwarring

Auteur Jing Tsu

Er zijn meerdere lezingen van dit boek mogelijk. Voor mij was het grotendeels een boeiende en levendige herhaling van een gekende geschiedenis, gaande van de achterstand van China aan het eind van de 19e eeuw tot de spectaculaire heropleving in de 21e eeuw. Naast enkele clichés en uitingen van nationale trots, brengt de focus op taal en schrift veel weetjes aan het licht die in een doorsnee overzicht niet aan bod komen: vergeten helden die hun ontdekkingen in gevangenschap en ballingshap voortgezet hebben, financiële spanningen rond de berekening van telegrafische berichten, politieke conflicten rond de weergave van karakters, commerciële connecties in de lotgevallen van typemachines, enzovoort. Een meer technische lezing van het boek—over codeersystemen, lazerzettechnologie, kathodestraalbuizen—gaat mijn petje te boven maar zal andere lezers zeker kunnen boeien.

Naast de lofbetuigingen zijn er ook bedenkingen op Tsu’s werk. De belangrijkste kritiek die ik deel, betreft het gebrek aan duidelijkheid over het verschil tussen taal en schrift. (Zie “Language is not script and script is not language” van Victor Mair). De verwarring tussen beide loopt door heel het boek en begint al bij de titel. Die wekt namelijk de indruk dat het Chinese schrift een taalrevolutie veroorzaakt heeft. Dit soort beweringen doen tekort aan het verschil tussen taal en schrift. Ook schrijftaal is een soort taal—uit kranten, officiële documenten of academische artikels—en valt niet samen met schrift. Om de recente geschiedenis van taal en schift helder te stellen, zou ik eerder beroep doen op het niet wereldwijd gepromote boekje van David Moser, A Billion Voices. China’s Search for a Common Language (Penguin, 2016). Hij toont hoe Chinees een ingewikkelde “ménage à trois” is van spreektaal, schrijftaal en schrift. Je kan de ruime term “taal” wellicht gebruiken om naar alle drie samen te verwijzen, maar dat komt mijns inziens de helderheid niet ten goede.

Spreektaal, schrijftaal en schrift

Wat het eerste van de drie betreft, probeert de overheid al meer dan een eeuw en met toenemend succes de bevolking één spreektaal aan te leren, het “Mandarijn,” de “nationale” of “algemene taal.” In het kader van de natievorming is dat niet uitzonderlijk. Het woord “Chinees” vertegenwoordigt eigenlijk een talenfamilie zoals “Romaans” of “Germaans,” waaronder allerlei talen of “regionalecten” horen zoals Cantonees en Hakka. In het officiële discours worden ze steevast als “dialecten” bestempeld, al verschillen ze soms meer van elkaar dan Frans van Italiaans. De benaming “dialect” moet het beeld bestendigen van China als fundamenteel en grotendeels ééntalig, in tegenstelling tot Europa. In realiteit zijn veel Chinezen tweetalig omdat ze naast hun eigen taal (of dialect) ook de standaardtaal beheersen. Over niet-Chinese talen als Tibetaans, Mongools en Oeigoers hebben we het dan nog niet eens gehad.

Naast de vele gesproken talen, was ook de schijftaal een struikelblok. Eeuwenlang had men schriftelijk bijna uitsluitend gecommuniceerd in een soort dode, “literaire” taal. Om gebruik te maken van deze lapidaire taal moest men geleerd zijn, wat niet het geval was voor het merendeel van de bevolking. Vandaar de beslissing rond 1920 om de schrijftaal te laten aansluiten bij de eengemaakte spreektaal en via het onderwijs ruim te verspreiden. Ook dit moest de Chinese natie versterken.

Die twee beleidsopties hadden zich los van het schrift kunnen voltrekken. Maar ook hier was nood aan vereenvoudiging om het niveau van de bevolking op te krikken. De uiteindelijke beslissing viel in de jaren 50: China zou “op twee benen lopen:” vereenvoudigde karakters om de band met het verleden te bestendigen en pinyin als didactische ondersteuning. Door de eenmaking van de spreektaal en het gebruik ervan als schrijftaal kon een fonetische weergave de eenheid van het land immers verder aansterken. Zonder de twee eerste beleidsopties ware dit niet mogelijk geweest. Dit toont hoe ingrijpend en verweven de drie doorgevoerde veranderingen zijn, met elkaar en met de politiek. Het boek van Tsu biedt een rijke schets van de turbulenties van dit complexe kluwen, maar ze houdt de drie protagonisten van de “ménage à trois” niet altijd helder uit elkaar.

Koninkrijk der Karakters – de taalrevolutie die China moderniseerde | Jing Tsu | Het Spectrum | januari 2022 | hardcover € 34.99 | 384 pag. | ISBN: 9789000353729