Eindelijk een toegankelijke studie over het laatste Nederlandse tribuutgezantschap aan het Chinese keizerlijke hof. Dat was mijn eerste gedachte bij het zien van Tonio Andrade’s prettig uitgegeven boek The Last Embassy, over het bezoek van de VOC-gezanten Isaac Titsingh en Andreas Everardus van Braam Houckgeest aan de Qianlong keizer ter ere van diens 60-jarig regeringsjubileum in 1795. Het boek levert een waardevolle bijdrage aan de studie van de historische betrekkingen tussen Nederland en China en laat zien waarom het tijd wordt de rijke traditie op dit gebied binnen de Nederlandse Chinastudies nieuw leven in te blazen.

Vervlogen tijden, vergeten bronnen

De vroegste mij bekende studie over de missie van Titsingh en Van Braam is The Last Dutch Embassy to the Chinese Court van J.J.L. Duyvendak, grondlegger van het Sinologisch Instituut te Leiden, uit 1938. Een jaar later verscheen een door dit werk geïnspireerd essay van de vermaarde Britse historicus Charles R. Boxer. Veel recenter bracht de historicus Frank Lequin een geannoteerde versie uit van Titsingh’s oorspronkelijke reisverslag. Verder is er niet veel geschreven over dit gezantschap en de historische context waarbinnen het plaatsvond. Andrade’s uiterst leesbare boek maakt deze boeiende episode voor het eerst écht toegankelijk voor een breed publiek.

Als kenner van de maritieme geschiedenis van de Ming en Qing beschikt Andrade over uitstekende papieren voor de studie van wat hij vergeten ‘ontmoetingen’ tussen Oost en West noemt. Al eerder schreef de auteur overtuigende werken over de geschiedenis van Taiwan als handelskolonie van de VOC. Ook deze keer stelt Andrade niet teleur. Voor dit onderzoek raadpleegde hij een schat aan bronnen, waaronder behalve Nederlandse, Chinese, Engelse en Franse, ook Spaanse en Koreaanse archieven. Bijna een kwart van het boek bestaat uit referentiemateriaal, netjes achterin verzameld om de lezer niet te storen.

Filmisch en nauwgezet

De auteur opent met de mededeling dat hem twee doelen voor ogen stonden: het bieden van een meeslepend verhaal en een historische stelling. In het eerste streven slaagt Andrade zonder meer. Meteen al bij de eerste zinnen van het verhaal, geschreven in tegenwoordige tijd, waant de lezer zich een reiziger die anno 1794 per draagstoel de keizerlijke hoofdstad wordt binnengedragen: de imposante muren, de poortgebouwen met gebogen daken, de brede straten, de rumoerige kooplieden en de dromedarissen, maar ook de bittere winterkou, de hete damp van gestoomde jiaozi, en de geur van wierookbranders, dringen zich achtereenvolgens aan de lezer op.

Hetzelfde geldt voor de beschrijving iets verderop van het ingewikkelde ritueel waarmee de keizerlijke edicten vanuit het hart van de Verboden Stad naar de Poort van de Hemelse Vrede worden gebracht. Daar worden zij vervolgens afgekondigd vanaf het rostrum, op de plek waar Chinese leiders vandaag de dag het volk toespreken. Het boek staat bol van dit soort gedetailleerde, filmische passages die getuigen van de schrijverskwaliteiten van de auteur en van de rijkdom aan bronnen die hij heeft weten te verwerken.

Opmerkelijke ontmoetingen en ontberingen

Auteur Tony Andrade

Al vroeg in het verhaal vinden er fascinerende ‘ontmoetingen’ plaats die niet alleen het tijdbeeld treffend weergeven, maar soms ook interessante raakvlakken tonen met hedendaagse praktijken in China. Een mooi voorbeeld is de feestelijke welkomstceremonie die de gouverneur van Guangzhou de gezanten aanbiedt, en vooral ook de moeizame onderhandeling die aan deze officiële ontvangst voorafgaat om haar te ‘verdienen’: de uitvoerige inspectie van de geloofsbrieven uit Batavia, het uitzoeken van passende geschenken voor de keizer, het herschrijven van de Chineestalige gelukwensbrief, en het oefenen van de ketou – de rituele onderwerpingsgroet waarbij de bezoeker driemaal drie keer het hoofd tegen de grond tikt. Want waar de Engelse gezant Macartney twee jaar eerder weigerde zich namens zijn vorst aldus te verlagen, is Titsingh vastberaden de buiginsgroet tot in perfectie te kunnen uitvoeren.

Ondanks de welwillende Nederlandse houding wordt de reis naar Beijing een uitputtingsslag. Tijdens de feestelijkheden in Guangzhou vernemen de Hollanders dat de keizer hen nog voor Nieuwjaar in de hoofdstad verwacht. Dit betekent dat zij de snellere, maar veel lastigere route over land moeten nemen in plaats van over water. In vijftig dagen zullen zij bijna 2300 kilometer afleggen. Het is een enorme fysieke en logistieke inspanning, waarbij er van alles fout gaat – de geschenken raken kwijt en onherstelbaar beschadigd – en er flink wordt afgezien. Tot hun chagrijn zijn de heren overgeleverd aan de genade van hun dragers (die geregeld weglopen), hun begeleiders (die de beste slaapplaatsen inpikken) en de lokale burgerij en magistraten (die hen niet altijd vriendelijk gezind zijn). De meeste dagen eindigen zonder bed, bad of brood. Kerstavond brengt het gezelschap zonder avondmaaltijd door, en ook Oudejaarsavond is ‘miserabel’ met slechts een ‘sober maal zonder wijn of bier’.

Verbijstering alom

Daags voor de viering van het Chinese nieuwjaar, op 9 januari 1795, arriveren Titsingh en Van Braam in Beijing. Hun eerste ontmoeting met de keizer verloopt nogal anders dan zij zich hadden voorgesteld. De eerste ketou voor de keizer verrichten zij buiten in de vrieskou in een uithoek van de Verboden Stad, te midden van een ‘merkwaardige stormloop’ van mandarijnen en gewoon volk. De keizer blijkt onderweg te zijn naar de jaarlijkse winterspelen, een festival waaraan onderdanen uit het hele land meedoen. De gezanten staan versteld van de chaos en het gebrek aan decorum tijdens dit eerste treffen. Het levert een hilarisch beeld op. Temeer omdat de overige aanwezigen al evenzeer staan te kijken van de exotische vreemdelingen die zich ondanks de ijzige kou van hun overjassen ontdoen om hun fijne diplomatieke kostuums te tonen. Hier komen (bij gebrek aan toegang tot archiefbronnen van de Raad der Riten) de Koreaanse bronnen goed van pas. Hierin staat opgetekend hoe de Koreaanse gasten zich afvragen waarom hun collega’s ‘in ondergoed voor de keizer zouden willen verschijnen’.

De keizer is echter gecharmeerd van de eerbiedige Hollandse gezanten. Hij behandelt ze genereus, al worden zijn gunsten en giften grotendeels opgeëist door de hofambtenaren die voor de gasten ‘zorgen’. Wel krijgen van Titsingh en Van Braam steeds verdergaande toegang tot exclusieve keizerlijke aangelegenheden, waar zij alsnog de verfijning, grandeur en ‘perfecte orde’ aantreffen waarop zij hadden gehoopt. In het nieuwe jaar zijn de Nederlanders getuigen van een van de belangrijkste rituelen binnen de kosmische orde waaraan de keizer zijn Hemels mandaat ontleent: de processie voor het gebed voor de goede oogst bij de Tempel van de Hemel. Kort daarop betreden zij zelfs de keizerlijke privévertrekken van het Oude Zomerpaleis – plekken van ‘onbeschrijfelijke’ pracht waar nooit eerder een buitenlandse bezoeker een voet zette.

Rivaliteit en harmonie

In een korte proloog en een al even beknopte conclusie presenteert Andrade zijn historische stelling – het tweede doel van dit boek. Allereerst betoogt de auteur dat het Nederlandse gezantschap achteraf ten onrechte is weggezet als mislukking. Deze negatieve pers is volgens hem het gevolg van hardnekkige Britse inspanningen een narratief te creëren van Chinese arrogantie en van een botsing der beschavingen. Dit bood niet alleen een welkome verklaring voor het mislukken van de Macartney missie, maar ook een rechtvaardiging voor de latere Opiumoorlogen. In feite levert Andrade hier een kritiek op het Britse imperialisme en de doorwerking ervan in de dominante Angelsaksische literatuur over China, een punt dat ik zelf ook wel eens heb gemaakt voor latere episodes van China’s moderne diplomatie.

Vervolgens stelt Andrade dat de Nederlanders het ‘Oost-Aziatische’ diplomatieke systeem in tegenstelling tot de Britten wél ‘begrepen’ én omarmden. Het markeren en vieren van de bilaterale relatie zouden zij belangrijker vinden dan het behalen van concrete resultaten. Hiertoe beroept Andrade zich op een enkel zinnetje uit een VOC-instructie en op de Nederlandse ervaringen in Japan. De argumentatie is hier nogal dun en gaat voorbij aan andere mogelijke verklaringen. Zo is het denkbaar dat de VOC er als kwijnende mogendheid belang in stelde haar rivaal – het rijzende Britse imperium – af te kunnen troeven met een wél ‘geslaagd’ bezoek aan het Chinese hof. Hints in die richting zijn volop te vinden en passen bovendien binnen de bredere context van Nederlands-Engelse conflicten in die tijd. Dit belang werd bovendien gedeeld door de Qianlong keizer, die na de pijnlijke ‘verstoring’ door Macartney c.s. allicht gebrand was op het herstel van de kosmische harmonie nog vóór zijn aanstaande abdicatie. Een jubelbezoek kwam beide partijen dan ook goed uit.

Gemengde gevoelens

Het laatste woord hierover is natuurlijk nog niet gezegd. Maar de discussie toont aan dat de twee doelstellingen van het boek toch moeilijk te verenigen zijn. Er wringt iets bij zo’n sterk en meeslepend verhaal dat leest als een trein, soms als een spannende roman, maar tegelijkertijd vol staat met voetnoten en in een veel te beknopte analyse een ambitieuze historische stelling poogt te ontvouwen.

Ook op een ander punt had ik gemengde gevoelens, al staan die los van het boek zelf. Het betreft eerder een hand in eigen boezem. Hoe komt het dat er zo weinig werk van eigen bodem verschijnt over deze fascinerende onderwerpen? Ondanks florerende China- en Azië-opleidingen houdt bijna niemand in Nederland zich bezig met de rijke historie van Nederlands-Chinese betrekkingen. Dit terwijl er veel mooi onderzoek valt te doen, mede dankzij uniek Nederlandstalig bronnenmateriaal. Totdat iemand in de voetsporen treedt van Leidse sinologen als Duyvendak, Vixseboxse en Blussé, zullen we het moeten doen met Andrade’s indrukwekkende en zeer leesbare werk – een aanrader voor iedereen die zich interesseert in historische Nederlands-Chinese ontmoetingen.

 

The Last Embassy – The Dutch Mission of 1795 and the Forgotten History of Western Encounters with China | Tony Andrade | Princeton University Press | juni 2021 | hardcover €33 | ook verkrijgbaar als e-book | ISBN 9780691177113

Een Nederlandse vertaling van The Last Embassy verschijnt naar verwachting binnenkort bij Querido (Het laatste gezantschap). Daarnaast is er een nieuwe uitgave van het reisverslag van Braam Houckgeest op komst (Per Palankijn naar Peking).