Terwijl de Confucius Instituten wereldwijd hevig onder vuur liggen en in steeds meer landen worden gesloten, is er in Nederland nog altijd een groot aantal scholen met een Confucius Classroom of Confucius Teaching Point. Deze Classrooms geven een financiële impuls aan het vak Chinees. De Classrooms zelf zorgen volgens een onderzoek van het Clingendael Instituut niet voor beïnvloeding van leerlingen.  Tegelijkertijd beïnvloeden ze beeldvorming van het vak echter wèl. Middels deze Classrooms blijft het schoolvak Chinees gelinkt aan de Chinese overheid en de bijbehorende politiek. Voor scholen met Classrooms is het anno 2021 tijd om afscheid te nemen van die omstreden link.

Middelbare scholen en Confucius Classrooms

Laten we beginnen met hoe het ook alweer zit in Nederland. Na het sluiten van het Confucius Instituut in Leiden in 2019, hebben we nog twee Confucius Instituten in Nederland: één in Groningen en één in Maastricht. Confucius Instituten (CI’s) zijn door de Chinese overheid gefinancierde instellingen die de Chinese taal en cultuur promoten. Ze verbinden zich altijd aan een hogeschool of universiteit in het gastland. Dat zijn in Nederland de Hogeschool Zuyd (Maastricht) en de Rijksuniversiteit Groningen & Hanzehogeschool (Groningen).

Wereldwijd zijn de CI’s zeer omstreden vanwege rellen rondom beïnvloeding en spionage. In Nederland is vooral rondom het Groningen Confucius Instituut (GCI) de afgelopen jaren al meerdere keren grote opschudding ontstaan. Meest recentelijk in februari 2021, toen ruim 700 medewerkers en (Chinese) studenten de RUG opriepen de samenwerking met het GCI stop te zetten vanwege intimidatie en inperking van de academische vrijheid. Het bleek namelijk dat de hoogleraar Chinees aan de RUG contractueel verplicht werd zich enkel positief uit te laten over China.

Voor 2018 lag het GCI minder onder vuur, en breidde haar activiteiten steeds verder uit. Naast het openen van een nevenvestiging in Amsterdam uitte zich dat vooral in de Confucius Classrooms en Teaching Points die in de jaren 2014-2017 op veertien Nederlandse middelbare scholen werden geopend. Zo’n Classroom of Teaching Point is een contractuele sponsoringsconstructie die scholen met het GCI aangaan. Een klaslokaal op school wordt omgedoopt tot Confucius Classroom en in ruil daarvoor krijgen middelbare scholen jaarlijks een bijdrage van tienduizend Euro (Classroom) of vijfduizend Euro (Teaching Point), om het vak Chinees op hun school een impuls te geven. Van die tienduizend Euro kunnen dan via GCI lesboeken of andere benodigdheden worden aangeschaft. Het geld mag ook deels worden ingezet voor het organiseren van culturele activiteiten of het bekostigen van de docent.

De kans op beïnvloeding van de Nederlandse leerlingen via zo’n constructie is klein. Op de meeste scholen (maar nadrukkelijk niet op alle) is er immers een onafhankelijke en bevoegde docent Chinees, die zijn/haar eigen keuzes maakt in hoe hij/zij het vak doceert. Op veel van de scholen die een Classroom hebben, is er dan ook zeker aandacht voor een kritische blik op China en wordt door de docenten een genuanceerd beeld van China gedoceerd. Vorig jaar concludeerden onderzoekers van het Clingendael Instituut dan ook dat er in het middelbare onderwijs geen sprake is van beïnvloeding door het GCI. En daarmee haalden veel schoolbestuurders en docenten Chinees opgelucht adem, want daarmee kan de Classroom en de welkome geldstroom vanuit het GCI gewoon in stand blijven. Toch?

Politieke links

Hetzelfde Clingendael onderzoek noemt de Nederlandse Confucius Instituten ‘verlengstukken van de Chinese staat’ en concludeert dat ‘de huidige inbedding in Nederlandse kennisinstellingen op gespannen voet staat met de onafhankelijk van de (..) Nederlandse normen en waarden op het gebied van wetenschappelijke integriteit’. Verder roepen ze op ‘voortdurende alertheid en actieve preventie van politieke beïnvloeding door de Confucius Instituten’. Dat is zeer duidelijke taal en een niet mis te verstane oproep aan schoolbestuurders om nog eens na te gaan of die fysieke aanwezigheid van een CI op hun school in de vorm van een Classroom nu wel echt nodig is. Want wegen de bezwaren nog wel tegen de voordelen op?

De aanwezigheid van de Classrooms en Teaching Points op Nederlandse middelbare scholen zorgt voor een directe link tussen het schoolvak Chinees en de Chinese overheid. En zoals we al in het eerste deel van deze reeks schreven, is het belangrijk dat we het vak juist ‘depolitiseren’. Voor de zuiverheid van het vak op de scholen én ook voor de beeldvorming rondom het vak. Want bij elke mediastorm rond de CI’s, komen de Classrooms en daarmee het schoolvak Chinees steeds weer in beeld en dat is zonder meer onvoordelig.

Bovendien realiseren schoolbestuurders zich niet goed genoeg dat door zo’n Classroom in hun school te hebben, hun school wel degelijk meetelt als een ‘invloedpunt’ in de beleidsstatistieken die elk jaar in China worden gepubliceerd.. Met door het hebben van zoveel Classrooms werd het GCI in 2018 een onderscheiding van excellentie door Hanban, de inmiddels van naam veranderde hoofdorganisatie van alle wereldwijde Confucius Instituten.

Moreel kompas

Nu lijkt het wellicht of ondanks alle commotie rondom de CI’s, Nederlandse schoolbestuurders allemaal de oogkleppen ophouden. Dat is echter niet het geval. Er zijn in ieder geval twee middelbare scholen* die op papier nog wel een classroom hebben, maar geen geld meer aanvragen bij het GCI. Ze doen dit naar eigen zeggen niet langer omdat ze besloten ‘op hun moreel kompas te gaan varen’. Een derde Nederlandse school* gaat nog een stapje verder. Zij hebben actief een opheffingsprocedure in werking gezet en hebben binnenkort ook op papier geen classroom meer. Een dappere stap die, mijns inziens, meer scholen zouden moeten maken.

Voor de volledigheid is het overigens goed om te vermelden dat naast de al genoemde scholen nog twee classrooms verdwijnen. In dit geval gaat het niet om een principiële keuze maar omdat het vak Chinees op die scholen ophoudt te bestaan.

Tijd voor een andere verhouding tot de Confucius Instituten

In 2013 vroeg ik zelf een studiebeurs aan om in China te gaan studeren aan bij het GCI, en ik heb dankbaar gebruik gemaakt van de kans die mij geboden werd. Ik heb in die tijd het GCI leren kennen als een club van intelligente en respectvolle mensen, die op geen enkele manier bewust uit zijn op welke vorm van beïnvloeding dan ook. Ze willen oprecht een positieve bijdrage leveren aan de kennis over China in Nederland. En dat is tot op de dag van vandaag zo. Ik bepleit daarom ook niet dat de samenwerking met het GCI over boord moet. Hij moet alleen anders worden vormgegeven, met meer oog voor de macro-context en meer vrijblijvendheid.

Die macro-context is immers sterk veranderd. De verhoudingen tussen China en het Westen zijn veranderd, en niet zonder reden. De Confucius Instituten zijn wereldwijd in opspraak geraakt. Steeds vaker en steeds heviger. Ook niet zonder reden. De Nederlandse politiek en het Nederlandse bedrijfsleven zijn anders gaan denken over samenwerken met China. Nog altijd met open blik, maar minder naïef en voorzichtiger.

Het is tijd dat ook middelbare scholen oog hebben voor deze veranderde werkelijkheid. Anno 2021 is eigenlijk niet meer uit te leggen dat je als school akkoord gaat met de fysieke aanwezigheid op de school van een Chinees overheidsinstituut dat, om maar een voorbeeld te noemen, in een land als Zweden vanuit overheidswege niet meer toegestaan is. Laten we als Nederlandse scholen een stapje terug doen in de samenwerking met het CI en kijken waar de scholen en de CI’s elkaar echt meerwaarde kunnen bieden. En dan zonder een vaste koppeling te maken tussen het schoolvak Chinees en de Chinese overheidsorganisatie.

Ik pleit voor een lossere, vrijblijvende samenwerking waarin er geen contractuele en formele banden in de vorm van Classrooms meer zijn, en de CI’s en scholen enkel voor bepaalde losstaande projecten met elkaar samenwerken. Bijvoorbeeld voor een taalzomerkamp in China of de Chinese Bridge spreekvaardigheidswedstrijd, waarbij leerlingen zelf kunnen kiezen of ze eraan mee doen of niet. Of voor bijvoorbeeld een theeceremonie of kalligrafieles door een CI-docent op school. Bij dat soort activiteiten biedt het CI de meeste meerwaarde zonder dat de school (en daarmee de leerlingen) een contractueel verband met het CI aan hoeft te gaan.

De deur moet dus zeker open blijven, maar de samenwerking mag wat vrijblijvender, wat voorzichtiger en bovenal met oog voor de grotere context. Dat doet niet alleen recht aan de veranderde context, het is ook belangrijk voor de toekomst van het vak Chinees.

*namen bij auteur bekend

 

Dit is het tweede deel in een blogdrieluik over China en Chinese taalles in het voortgezet onderwijs. Het eerste deel, een blik op de stand van het schoolvak in Nederland anno 2021, kun je hier teruglezen.