Ik start mijn presentaties en colleges over China altijd met drie vragen:

  1. Wie is de grootste investeerder in Afrika?
  2. Wat is de belangrijkste factor achter de jaarlijkse economische groei in China tussen 2013 en 2018?
  3. Over wie gaat het onderstaande citaat?

Eerst het antwoord op het citaat

Het citaat gaat als volgt:

“Europa is in geen enkel opzicht klaar voor de concurrentiestrijd en wordt een slachtoffer van de expansiedrift zoals dat in […] zichtbaar is. We worden opgegeten en verliezen onze economische positie, cultuur en sociale samenhang. De gehele Franse cultuur in de meest brede zin staat onder druk”.

Ik heb het land tussen […] weggelaten. Deze woorden zijn van de Franse auteur Jean-Jacques Servan-Schreider uit zijn boek “The American Challenge” (1968). Interessant om te zien dat er niet heel veel is veranderd indien een nieuwe mogendheid haar vleugels uitslaat. Er was angst voor Amerikaanse overheersing over de Franse economie en cultuur. Dat zien we ook bij de huidige Chinese investeringen in het buitenland. Welke invloed hebben Chinese investeringen en export op onze economische dominantie en onze cultuur?

Dit onbestendige gevoel waar het heengaat, wordt gevoed door de antwoorden op de eerste vragen. De antwoorden die worden gegeven zijn vaak verkeerd. We denken dat China de grootste investeerder is in Afrika en we denken dat Chinese producten de wereld overspoelen en dat (dus) China’s economische groei gebaseerd is op de export.

Wie is de grootste investeerder in Afrika?

Chinese investeringen zijn vanaf 2010 fors toegenomen in Afrika en kijkend naar de laatste jaren is China inderdaad een grote investeerder. Maar deze redenatie richt zich op de instroom van investeringen van jaar op jaar; we kijken naar het zogenaamde “flow-concept”; de jaar op jaar investeringen. Als we echter alle voorgaande investeringen bij elkaar sommeren en dus kijken naar de waarde van alle bezittingen opgeteld (het “stock concept”) is China slechts een “middelmatige“ investeerder. De Amerikanen en Europeanen hebben veel meer bezittingen dan de Chinezen, die veel later zijn begonnen met buitenlandse investeringen. Slechts een kleine 5% van alle aanwezige buitenlandse bezittingen in Afrika is in Chinese handen.

Ook op andere dimensies zijn de Chinese investeringen in het buitenland kleiner dan je zou verwachten. Alle Chinese buitenlandse investeringen bij elkaar opgeteld is 11% van het Chinese GDP in 2016. In de EU ligt deze ratio op 60%, terwijl in de VS dit op 34% ligt (2016). Zelfs de cijfers van de laatste jaren kun je anders interpreteren. Het weliswaar enorme bedrag van 175 miljard aan FDI in 2016 is slechts 10% van de mondiale FDI stromen van dat jaar.

Natuurlijk moet in deze discussie over de toegenomen invloed van China in Afrika andere kapitaalstromen meegenomen worden. Zo worden Chinese investeringen door staatsbedrijven vaak gekoppeld aan officiële hulpprogramma’s en participeren staatsbanken in allerlei projecten met zachte leningen. Zo was de Chinese officiële ontwikkelingshulp aan Afrikaanse landen bijna twee keer zo hoog als de totale instroom van Chinese investeringen naar Afrika.

Maar de kern van bovenstaande uiteenzetting is duidelijk. De situatie over Chinese investeringen in Afrika ligt complexer dan het beantwoorden van de bovenstaande vraag met ja of nee; het is ja EN nee.

Wat is de belangrijkste factor achter de jaarlijkse economische groei in China tussen 2013 en 2018?

Als we de exportsector van landen als Singapore en Hongkong bekijken, blijkt dat de exportsector van deze landen groter is dan de totale economie, gemeten in Bruto Binnenlands Product (BBP). Dat is natuurlijk vreemd; hoe kan een deelsector van de economie groter zijn dan de gehele economie? Dit kan verklaard worden door het feit dat de export een bruto-concept is, terwijl het BBP een toegevoegde-waarde concept is.

Een voorbeeld kan dat verduidelijken. Stel dat de exportwaarde van Singapore 100 miljard is, maar om deze export te kunnen genereren moeten eerst allerlei producten worden geïmporteerd; zaken als componenten en halffabricaten die gebruikt worden in finale exportproducten. Stel dat de totale importwaarde die gebruikt wordt voor de exportsector 80 miljard bedraagt. In dat geval neemt het BBP dus met 20 miljard toe (en niet met 100 miljard). Duidelijk is dat we niet het bruto concept van de export moeten hanteren om het belang van de export in de totale economie te berekenen. Datzelfde moeten we doen als we de Chinese export analyseren. Dat betekent dat we niet de vraag moeten stellen of China afhankelijk is van de export, maar dat we deze moeten herformuleren naar de vraag: is de Chinese economische groei afhankelijk van de netto export (export minus import); de toegevoegde waarde van de export?

China’s export is erg afhankelijk van de noodzakelijke importen die in de export worden verwerkt; men zit in het centrum van mondiale waardeketens en een belangrijk deel van de industrie is (nog steeds) gericht op assemblage. Een beroemd voorbeeld is de iPhone. De iPhone wordt in China geproduceerd door het Taiwanese bedrijf Foxconn. Het bedrijf heeft twee grote fabrieken in China; in Shenzhen en in Chengdu; in totaal bijna een miljoen werknemers. Deze iPhone’s worden geproduceerd in en geëxporteerd door China. Statistisch is de gehele productiewaarde van de iphone Chinese export. In de onderstaande figuur is de productiewaarde (en dus exportwaarde) per iPhone 6 aangegeven. We zijn hierbij uitgegaan van de gemiddelde waarde uit verschillende bronnen. De productiekosten (en dus exportwaarde) per iPhone bedraagt 239 dollar in 2016. Echter, bijna alle componenten moeten eerst geïmporteerd worden uit Japan, Duitsland, Korea en zelfs de VS. De totale importwaarde per iPhone 6 bedraagt 231 dollar.

Figuur 1: Productiekosten van de iPhone (Ebbers; Unravelling Modern China; 2019)

Dat betekent dat er slechts 8 dollar aan waarde wordt toegevoegd in China door Chinese productiefactoren. Je kunt stellen dat de “echte” Chinese export 8 dollar is, terwijl statistisch de Chinese iPhone export 239 is. Indien je uitgaat van de 8 dollar aan export verdwijnt het handelsoverschot van China met de VS.

Het iPhone voorbeeld leidt tot de volgende conclusies. Op de eerste plaats is de stijging van het GDP door de iPhone 8 dollar en niet 239 dollar; de waardecreatie van de export is 8 dollar en dit is wat werkelijk telt bij verklaren van de economische groei. Natuurlijk is dit een specifieke cases, maar voor de totale Chinese economie ligt het import aandeel van de totale export rondom de 40% (Ebbers, 2019). Als we kijken naar de laatste 5 jaar blijkt dat de Chinese groei niet afhangt van de netto export, maar vooral gedreven wordt door de consumptie (van de opkomende middenklasse in de steden) en investeringen door overheden en bedrijven.

Figuur 2: Determinanten van de Chinese economische groei (Ebbers; Unravelling Modern China; 2019)

Als we het handelsoverschot (export minus import) als percentage van het BBP uitdrukken, heeft China de laatste jaren een overschot van rondom 2%. Landen als Duitsland, Korea, Japan en ook Nederland hebben beduidend hogere overschotten als percentage van het BBP. Dat China een enorm handelsoverschot heeft met de VS zegt in dat geval misschien wel meer over de (lage) concurrentiekracht van de Amerikaanse exportsector.

De perceptie dat China sterk afhankelijk is van de export en dat het een groot handelsoverschot heeft, wordt in dit artikel in twijfel getrokken. China is veel minder afhankelijk van de export dan je zou verwachten en het handelstekort is niet echt groot. Datzelfde beeld zien we bij uitgaande Chinese investeringen. Deze krijgen soms veel aandacht in de media, maar zonder de complexiteit van de cijfers te bespreken.

 

Dit artikel is het eerste in een korte serie over de China-notitie van het kabinet die naar verwachting deze maand gepresenteerd zal worden, en waarin een meer protectionistische houding tegenover China wordt omschreven. De komende weken zal een aantal China2025.nl bloggers hun visie en verschillende aspecten gerelateerd aan dit nieuwe beleid behandelen.