‘Onze band met China gaat véél verder terug dan 1972. Bij het herdenken van de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en China zouden we meer aandacht moeten besteden aan dit rijke gedeelde verleden.’

Nee, deze bijdrage gaat niet over de traditionele Chinese shanshui (‘berg-en-water’) landschapschilderkunst. Ook voor Confucianistische bespiegelingen omtrent benevolente bergbeklimmer en wijze waterliefhebbers ben je hier aan het verkeerde adres. Wat ik in deze blog wél hoop te doen, is vanuit een persoonlijk perspectief licht te werpen op het historische landschap der Nederlands-Chinese betrekkingen, en de menselijke maat daarin te markeren.

Herinneringen aan sinoloog-diplomaat

In mei dit jaar viert Nederland 50 jaar diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau met de Volksrepubliek China. Dit soort officiële herdenkingen roept bij mij vanzelf herinneringen op aan wijlen sinoloog-diplomaat Roland van den Berg. Niet alleen omdat deze China-‘gigant’ zich méér dan wie ook op professioneel en persoonlijk vlak heeft ingezet voor de bilaterale betrekkingen tussen Nederland en China, maar vooral ook vanwege de hierboven aangehaalde uitspraak die hij ooit deed tijdens een van onze vele fascinerende gesprekken over de geschiedenis.

Tussen 1986 en 1992 was Roland van den Berg onze eerste man in Peking. Achteraf bezien vormde zijn ambassadeurschap een precair verbindingsstuk tussen twee dieptepunten in de recente wederzijdse betrekkingen. Waar de eerste helft van zijn dienstperiode in China in het teken stond van herstel der diplomatieke banden na de pijnlijke duikbootaffaire die drie jaar lang de onderlinge contacten had bevroren vanwege de levering van twee Nederlandse onderzeeboten aan Taiwan, viel de laatste helft onder de schaduw van het brute neerslaan van de studentenprotesten in Peking, een gebeurtenis die Roland en zijn vrouw Mieke voor hun leven zou tekenen.

Roland van den Berg op afscheidsbezoek bij buitenlandminister Qian Qichen, 7 augustus 1992.
Bron: R. van den Berg.

Zijn eerste diplomatieke benoeming in China dateerde al van vóór de normalisering van de betrekkingen in 1972. In 1962 werd Roland als tweede handelssecretaris (en vermeend spion) naar de ambassade in Peking gezonden. Tijdens een van de binnenlandse reizen die de Chinese overheid toen voor de buitenlandse diplomaten organiseerde, bezocht hij de omgeving van Chongqing, dat hij nog kende van zijn kinderjaren (hierover later meer). De 8 mm film die hij schoot van de majestueuze Yangtze en nadien – in zijn badkamer! – van passende audio voorzag, zou hij mij bijna een halve eeuw later met veel genoegen tonen en heeft intussen, samen met ander uniek filmmateriaal, een vaste bestemming gekregen bij het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid. Na terugkomst in Nederland eind 1966 speelde Roland een rol bij de oplossing van de lassersaffaire, een derde dieptepunt in de diplomatieke betrekkingen, waarover ik later nog zal schrijven.

Plaatsing van een bijzondere gedenksteen

Tot ver na zijn pensionering in 1995 bleef Roland zich inspannen voor de Nederland-China betrekkingen. In 2015 vroeg hij mij onderzoek te doen naar de rol van Nederlandse ingenieurs bij de aanleg van het eerste waterloopkundig laboratorium in China. Aanvankelijk was het de bedoeling geweest om voor één van deze ingenieurs, François Bourdrez, die in 1939 tijdens een expeditie op de nauwelijks bevaarbare bovenloop van de Yangtze met een Chinese collega om het leven was gekomen, een buste op te richten. Roland had hiervoor een speciaal comité opgericht en fondsen geworven van alle grote spelers in de Nederlandse watersector. Gesprekken op lokaal niveau over de plaatsing van een borstbeeld voor Bourdrez en een van diens illustere voorgangers waren na jaren van voorbereiding al in een gevorderd stadium.

Uiteindelijk werd het geen buste, maar een gedenksteen, die ter gelegenheid van het 80-jarig jubileum van het Nanjing Hydraulic Research Institute (NHRI) – de rechtsopvolger van het Central Hydraulic Research Institute – in mei 2015 in Nanjing werd onthuld. Daarvoor was het wel nodig dat de Nederlandse wortels van het instituut goed in kaart werden gebracht, en die taak viel mij te beurt. Het onderzoek voerde mij van het Nationaal Archief en de familiearchieven van Bourdrez, tot de archieven van de Volkenbond in Genève, en uiteindelijk naar Nanjing. De monografie die eruit voortsproot zou Roland tijdens een herdenkingsceremonie aan de president van het instituut overhandigen. Intussen hadden we ook al het ontwerp voor de gedenksteen gemaakt, welke Roland via de handelsrelaties van een neef uit kristalwit hanbaiyu natuursteen liet vervaardigen.

Roland van den Berg met de auteur tijdens de herdenkingsceremonie voor ir. F.J.M. Bourdrez te Nanjing, 28 mei 2015. Bron: familie Bourdrez/NHRI.

Rolands speech bij de onthulling van de plaquette maakte diepe indruk. Voor een besloten publiek van waterexperts en topambtenaren, onder wie de directeur-generaal Rijkswaterstaat en diens Chinese tegenhanger, vertelde Roland hoe zijn vader Jan, eveneens sinoloog én diplomaat, in juni 1939 naar Kunming was gereisd om de afscheidsdienst van Bourdrez als Nederlandse vertegenwoordiger bij te wonen en diens stoffelijk overschot naar de oorlogshoofdstad Chongqing te escorteren. De twee mannen en hun gezinnen waren bevriend geraakt in Shanghai, waar Bourdrez begin 1932 als jonge ingenieur voor de Volkenbond arriveerde en Jan van den Berg toen als tolk en leerling-consul werkzaam was. Zichtbaar geëmotioneerd sprak de 84-jarige Roland op 28 mei 2015 over zijn ervaringen als negenjarig jongetje in China:

‘De familie Bourdrez was al sinds hun dagen in Nanjing bevriend met mijn ouders en dit ongeluk, waarbij een jonge weduwe en twee kleine jongens achterbleven, bracht tranen in de ogen van mijn moeder toen ze mij de omstandigheden probeerde uit te leggen. Sindsdien heb ik het als een persoonlijke tragedie gevoeld: overal oorlog en chaos, onzekerheid over de toekomst en dan de plotselinge dood van die ingenieurs die onder moeilijke omstandigheden werkten om het levensonderhoud van het Chinese volk te verbeteren.’

Dit was niet de eerste keer dat ik Roland geëmotioneerd zag terugblikken op de bewogen geschiedenis van de oorlogsjaren. In 2012 deed ik voor Buitenlandse Zaken onderzoek naar de Nederlands-Chinese betrekkingen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de toenmalige Nederlandse ambassade in Chongqing. Als een van de weinige nog levende ooggetuigen van deze woelige episode, en vanwege de archieven van zijn vader Jan, ontpopte Roland zich als een onmisbare bron voor mijn onderzoek en als waardevolle meelezer. Bij de opnames van een televisiedocumentaire die het in oprichting zijnde Nederlandse consulaat te Chongqing in 2014 naar aanleiding van dit onderzoek liet maken, was de pijn in Rolands ogen te lezen wanneer hij sprak over de ontberingen die de oorlog en de voortdurende bombardementen op Chongqing hadden veroorzaakt.

Roland van den Berg tijdens de openingsceremonie van het consulaat-generaal te Chongqing,
21 november 2014. Bron: Sina.com.

Een bijzondere connectie tussen families

Mijn eerste kennismaking met Roland vond in september 2010 online plaats. Ik woonde toen met mijn vrouw (en niet lang daarna met onze eerste zoon) in Chongqing, waar ik doceerde aan de rechtenfaculteit van Chongqing University. In onze vrije tijd maakten we graag wandeltochten in de oude hoofdstad, op zoek naar sporen niet alleen van de Nederlandse aanwezigheid tijdens de oorlog, maar ook van mijn eigen familieverleden. Zowel mijn grootvader als mijn oudoom hadden tijdens de oorlogsjaren in Chongqing gewerkt bij het uitgeweken ministerie van buitenlandse zaken, en mijn vader en beide tantes waren daar geboren. Een gezamenlijke vriend bracht mij met Roland in contact, en al snel ontspon zich tussen ons een levendige e-mailcorrespondentie over onze respectieve historische naspeuringen.

Terug in Europa troffen wij elkaar bij Paviljoen Malieveld in Den Haag, waar Roland mij een vintage leren KLM-koffertje met archieven overhandigde. Kort daarop nodigden Roland en Mieke ons in de zomer van 2012 bij hen thuis in Normandië uit. In Breteuil-sur-Iton kwam ik oog in oog te staan met de meters kasten en kisten gevuld met zakagenda’s, brieven, foto’s, schetsen en memorabilia uit het ‘Chinese’ familiearchief van de Van den Bergen. Ik herinner mij nog het gevoel van opwinding van toen ik vlak voor vertrek naar Frankrijk in onze eigen archieven een connectie tussen de beide families ontdekte. Al bladerend in mijn grootmoeders paspoort, waarmee zij samen met haar vier kinderen begin 1945 naar Europa reisde (mijn grootvader was hen vooruitgegaan), ontwaarde ik ineens in een handgeschreven visum de handtekening van Jan van den Berg, die ik herkende van de vele ambtsberichten in het Nationaal Archief. Het was dus Rolands vader geweest die ‘onze’ oversteek naar Europa had bezegeld!

Diplomatiek paspoort van Fu Chin-Ling, grootmoeder van de auteur. Rechts het door Jan van den Berg verstrekte visum voor ‘toelating tot het in bijzondere staat van beleg verkerende grondgebied van het Rijk in Europa’. Bron: auteur.

Ruim twee jaar na deze eerste ontmoeting in Frankrijk bracht ik Roland in Chongqing naar de plek waar hij in de winter van 1939/40 met zijn ouders had gewoond. Het uitzicht vanaf de ‘Bergstad’ (shancheng) over de Jialing-rivier maakte hem stil, zoals ook mijn vader bij een bezoek in 2012 in een peinzend stilzwijgen was vervallen bij de aanblik van het eilandje midden in de Yangtze vanwaar hun vliegtuig 66 jaar eerder was opgestegen. Roland en ik zouden nadien nog talloze boeiende gesprekken voeren over historische onderwerpen van onze gedeelde belangstelling, van Chinese arbeiders in Europa tijdens de Eerste Wereldoorlog, tot Nederlandse paters in China tijdens de Tweede Wereldoorlog, tot de buitenlandse diplomaten in Nanjing tijdens de daaropvolgende burgeroorlog. Die gesprekken konden soms uren duren. Als ik dan na het eten tegen mijn vrouw zei ‘ik ga Roland even bellen’, wist zij al hoe laat het was. ‘Welterusten alvast’, kwam er dan terug.

Shanhuba, de zandbank in de Yangtze waar ooit de vliegtuigen vertrokken, anno 1945 en 2012. Bron: auteur.

Optekeningen van Hollandse ‘Bergen’ in China

In augustus 2019, toen Roland al ziek was en slecht ter been, nodigden wij hem uit voor een etentje bij ons thuis. Samen met mijn jongste zoon haalde ik Roland op bij zijn tijdelijke onderkomen in Den Haag. Nadat wij hem in de auto hadden weten te loodsen, stond Roland erop dat we eerst nog even langs de speelgoedwinkel zouden rijden. Daar was hij zelf die ochtend al geweest om cadeautjes voor onze kinderen te kopen. Hij was echter zijn portemonnee vergeten, en had de beoogde aankopen bij de toonbank laten leggen. Roland genoot zichtbaar van het autoritje door de stad, en van de Chinese fondue die wij voor hem hadden bereid. Het was een warm en opgewekt samenzijn, dat allerlei herinneringen bij hem bovenbracht. We zagen wel dat hij flink achteruitgegaan was, maar we konden niet vermoeden dat hij nog geen week later zou overlijden.

Sindsdien heb ik contact onderhouden met Rolands zonen, Ben en Jan-Wolter. In januari dit jaar, bijna tien jaar na ons eerste verblijf bij Roland en Mieke, brachten wij weer een bezoek aan Breteuil. Opnieuw werden we bijzonder genereus ontvangen, zij het dit keer niet door Roland en Mieke, maar door hun zoon Jan-Wolter. Samen dwaalden we door de bibliotheek en de archieven, en blikten we terug op Jan en Rolands ervaringen in China. Drie dagen later namen we afscheid bij het kerkje waar Roland en Mieke ons tien jaar eerder het graf van (zijn vader) Jan en diens vrouw Erika hadden getoond, en waar zij nu zelf waren bijgelegd. Op weg naar huis reed ik met mijn gezin langs de Chinese begraafplaatsen in Noyelles-sur-Mer (Somme) en Ieper (Vlaanderen), plekken die Roland tijdens zijn laatste levensfase zo hadden gefascineerd en meermaals ter sprake had gebracht.

Begraafplaats voor Chinese slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog bij Noyelles-sur-Mer, januari 2022.
Bron: auteur.

Helaas is het niet meer gelukt om Rolands memoires te doen optekenen. Vrienden en voormalig collega’s die hem langer hebben gekend, zullen zijn verdiensten als ’s lands eerste man in China, Japan en Korea moeten beschrijven. Episodes uit Jan van den Bergs 26-jaar durende verblijf in het China van vóór Mao, en de bredere context ervan – inclusief de terugkerende rol van waterstaat en waterkering in de historische betrekkingen – heb ik opgetekend in een monografie, die pas na Rolands overlijden verscheen (mijn proefschrift, waarop deze is gebaseerd, heeft Roland nog wel van kaft tot kaft doorgelezen). Deze blog is slechts een aanzet om iets van de menselijke gebeurtenissen en geleefde ervaringen achter de sluier van officiële herdenkingen te belichten en mijn verbondenheid met de Hollandse ‘Bergen’ in China te documenteren.

Ik koester de herinnering aan de vriendschap die ik met Roland van den Berg heb gehad en de persoon die hij was. Een deel van zijn unieke historische nalatenschap is intussen ondergebracht bij Beeld & Geluid. Ik hoop dat ook de schat aan overige archieven van Jan en Roland van den Berg een duurzame bestemming vindt, zodat opeenvolgende generaties onderzoekers daarvan kunnen profiteren en Rolands wens bewaarheid kan worden.

Inventarisatie van de Chinese schetsen van Jan van den Berg, Breteuil, juni 2012. Bron: auteur.