Ik schat in dat de meeste mensen die Chinees gaan studeren dat niet doen met concrete loopbaanperspectieven in gedachten. Het is geen studie waar je alle kanten mee op kunt zoals Rechten of Bedrijfskunde, of een studie die opleidt tot een helder gedefinieerd vak zoals Medicijnen of Tandheelkunde. Nee, Chinees ga je studeren vanuit een belangstelling of passie voor China, of vanuit een algemeen gevoel dat het in China gebeurt en dat de toekomst aan China is.

Voor sommigen ontstaat dan als vanzelf een idee van wat ze met de studie willen gaan doen, maar voor mij gold dat niet: alles wat ik heb gezien en geleerd tijdens mijn studie kristalliseerde zich niet uit tot een beeld over wat ik na mijn afstuderen in 1991 wilde gaan doen.

Hoe dan ook, na wat sollicitatiepogingen op alles wat los en vast zat heb ik de keuze gemaakt om de IT in te gaan. En na een niet altijd even makkelijke start heeft de IT me uitstekend behandeld en heb ik in alweer 20 jaar allerlei interessante en uitdagende functies gehad, bij onder andere ABN Amro, Cap Gemini en de Royal Bank of Scotland.

Nostalgische opfriscursus

Maar China bleef wel trekken! Om na vijf jaar in Leiden en 9 maanden in Beijing gestudeerd te hebben al je Chinees te vergeten, dat is toch wel doodzonde. Na mijn studie heb ik altijd geprobeerd om mijn Chinees een beetje bij te houden. En na verschillende vakanties in China begon het plan zich te vormen om terug  naar Beijing te gaan om voor een week of zes mijn Chinees op te frissen bij wijze van sabbatical, aan een universiteit of taleninstituut.

Vorig jaar kreeg ik de mogelijkheid om een aanzienlijk langere sabbatical te nemen – laat ik het een positief bijeffect noemen van een reorganisatie. Ik heb mij ingeschreven aan Peking University. Mijn keuze voor deze universiteit had een element van nostalgie: ik had hier eerder gestudeerd in 1988-’89. Dat was uiteraard een totaal andere tijd, die met het neerslaan van de studentenopstanden op 4 juni 1989 tot een onverwacht einde kwam.

Contrasten vs. herkenbaarheid

Toen ik februari dit jaar aankwam op de campus was enerzijds het contrast met 1988 verbijsterend:Chinees leren in Beijing 2 er staan veel grote, nieuwe gebouwen, chique auto’s doorkruisen de campus en net als overal in China (en de rest van de wereld) lopen de meeste mensen met een smartphone rond. Maar er zijn ook dingen die verbazingwekkend weinig veranderd zijn: zo staat Shaoyuan er nog altijd, het gebouw waar vroeger alle buitenlandse studenten woonden en Chinese les kregen.

Niet alleen staat dit gebouw er nog, het is zelf vrijwel onveranderd. Het was altijd al een beetje groezelig en krakkemikkig en is dat nog steeds. Er wonen nog altijd buitenlandse studenten, en tot mijn grote verbazing worden hier nog altijd de Chinese lessen gegeven.

Wat natuurlijk wel behoorlijk veranderd is, was ikzelf. Bij mijn eerste verblijf in China was ik 25, deze keer 49. En dat terwijl de meeste studenten ook nu natuurlijk begin twintig waren, want dat is nu eenmaal de leeftijd waarop mensen hier komen studeren. De eerste stap in mijn nieuwe studentenleven was het doen van een toelatingstest, om te bepalen op welk niveau ik kon instromen.

Tot mijn trots en schrik kwam ik in het hoogste niveau van Chinese les terecht dat aan buitenlandse studenten wordt gegeven: kennelijk hadden alle pogingen om mijn Chinees bij te houden enig effect gehad. Maar ik vroeg me ook af of dit niet een beetje veel van het goede was, het was ten slotte vierentwintig jaar geleden dat ik hier eerder studeerde. Zou ik het niveau kunnen bijbenen?

Balans tussen leuk en nuttig

Ik kwam terecht in een klasje met voornamelijk studenten uit Korea en Japan, en een enkeling uit Singapore (van Chinese afkomst) en Zweden. Naast een stuk of twaalf studenten die hier waren als onderdeel van een universitair programma waren er twee Koreanen die door hun bedrijf waren gestuurd, een Koreaanse pensionado van begin zestig en dan dus ik.

Chinees leren in BeijingHet lesprogramma was een stuk strenger dan ik het mij herinnerde van 1988-‘89: om de week werd er dictee gehouden, iedere zes weken moest je een opstel inleveren en er waren drie examens. Ook werd verwacht dat je van iedere les in het tekstboek een passage uit het hoofd leerde. Voor mijzelf was het zaak de juiste balans te vinden tussen leuk en nuttig: passages uit het hoofd leren is misschien wel erg nuttig, maar na een eerste poging heb ik dat opgegeven: te veel gedoe en te saai.

Maar voor de rest heb ik met het overgrote deel van het programma meegedaan. Aan de dictees (ik merkte dat dat erg goed is voor je actieve kennis van Chinese karakters), de opstellen en de examens.  Eigenlijk ging dat best goed, het strenge programma heeft er zeker aaan bijgedragen dat mijn Chinees flink is vooruitgegaan.

Op de een of andere manier zijn de vijf maanden aan de universiteit snel gegaan: toen ik het laatste examen had afgelegd en van het afscheidsetentje naar huis terugfietste leek het nog zo kort geleden dat ik mijn intrek had genomen in mijn appartement en mijn weg probeerde te vinden door de straten van een winters Beijing. Maar het zat er weer op! Ik ging nog zo’n 3 weken rondreizen in Yunnan in het zuidwesten van China, en daarna ging ik weer terug naar Nederland. Al met al heb ik het enorm naar mijn zin gehad in Beijing en heb ik mijn Chinees een behoorlijke boost gegeven.

Chinees concreet gebruiken nog steeds een wens

En nu? Mijn Chinees is weer flink geactiveerd en het lijkt me geweldig om daar meer mee techinees leren doen dan het alleen als een hobby te zien. Concreet betekent dat dat ik het interessant zou vinden om mijn werk op het gebied van IT project management te combineren met China in de brede zin van het woord.

Bijvoorbeeld werken voor een internationale organisatie die actief is in of met China of voor een Chinees bedrijf in Nederland, in een context waar het zinvol is om Chinees te kunnen spreken. Bij het schrijven van dit blog is het vinden van zo’n baan vooralsnog een streven. Hoe het daar mee verder gaat zal ik nog laten weten.

Ik heb veel mensen gesproken die net als ik Chinees hebben gestudeerd, en wat opvalt is hoe weinig mensen iets met hun studie doen. Dat voelt als een paradox: de rol van China in de wereldeconomie wordt steeds groter, steeds meer westerse bedrijven en instellingen werken samen met Chinese bedrijven en instellingen, en toch werken er weinig Sinologen op dat raakvlak.

Waar ligt dat aan? Zegt dat iets over de opleiding? Of zegt dat iets over onze samenleving? Misschien heeft de Nederlandse samenleving geen gelijke tred gehouden met de explosieve ontwikkelingen in China, waardoor het leren van Chinees nog altijd als iets exotisch wordt gezien. In veel vacatures wordt vermeld dat je naast Nederlands goed Engels moet spreken, maar goed Chinees spreken kom ik als functie-eis nooit tegen. In mijn volgende blog wil ik verder op die vraag ingaan.