De Amerikaanse professor Daniel A. Bell doceert sinds 2004 aan de Tsinghua-universiteit. In juni 2015 heeft hij het boek The China Model uitgebracht over het politieke systeem in China. Hij beschrijft de voordelen van dat Chinese meritocratische model, door het te vergelijken met de westerse democratie, met een sterke nadruk op het element van het algemeen stemrecht.
Politiek studieboek
Een pluspunt van de politieke meritocratie in China is dat die het beste aansluit bij de realiteit en de filosofische tradities van het land. Bell heeft dit boek onder andere geschreven om het westerse publiek beter te informeren en meer begrip te kweken voor het politieke stelsel van China. Chinezen weten volgens Bell immers veel meer over de westerse democratie dan westerlingen over de Chinese politieke meritocratie. The China Model telt 198 pagina’s. Daarna komt er een notenapparaat van 81 en een bibliografie van 22 bladzijden. Het is een goudmijn voor wie de uitdaging van Daniel A. Bell aanneemt en zich wil verdiepen in de (academische) studie en analyse van het model en zijn voornaamste onderdelen.
Resultaatgericht
Politieke meritocratieën zoeken naar mensen met talent die in de praktijk hebben bewezen dat ze geschikte en correcte bestuurders zijn. Deze stelsels proberen dat echter niet voor elkaar te krijgen door de toepassing van het algemeen stemrecht, maar door middel van examens en beoordelingen.
De auteur is door zijn studie van de politieke cultuur in Oost-Azië tot de conclusie gekomen dat in die regio de burgers een sterke voorkeur hebben voor een politiek bestel met goede maatschappelijke resultaten. Mensen voelen weinig voor de gedachte dat vrije verkiezingen een intrinsieke waarde zouden hebben en zien verkiezingsresultaten die maatschappelijk ongewenste gevolgen hebben als een ramp. De auteur put doorheen het hele boek uit zijn kennis van eeuwen filosofische en politieke geschiedenis in China, om te laten zien dat het land ook zonder het westerse algemeen stemrecht kan.
Westerse democratie, Chinese meritocratie
Het boek begint met een kritiek op de democratie, om de rotsvaste overtuiging dat dit het enige waardevolle of het minst slechte van alle systemen zou zijn wat op losse schroeven te zetten. China vaart wel bij het beleid van zijn kwalitatief sterke leiders en het systeem staat niet op instorten. Voor buitenstaanders heeft het geen zin om voor een regimewissel te ijveren, vindt de pragmatische Bell.
De auteur heeft drie problematische aspecten van de Chinese partijstaat geselecteerd: gevaar voor machtsmisbruik, verstarring doordat dezelfde hiërarchie de dienst blijft uitmaken en onmacht om het model te blijven legitimeren tegenover diegenen die er geen deel van uitmaken, bijvoorbeeld apolitieke burgers of mensen die geen lid zijn van de communistische partij.
Voor elk van die nadelen draagt Bell mogelijke oplossingen aan. De strijd tegen de corruptie zal beter lukken met onafhankelijkheid van het toezicht, hogere salarissen en morele opvoeding. De partij zou zich verder kunnen en moeten openstellen voor meer diverse bevolkingsgroepen. Legitimiteit echter, dat kan de partij enkel ontlenen aan meer participatie, instemming door het volk. Daarom is de uitkomst voor China dat het streeft naar een ‘democratische meritocratie’.
Drie-eenheid van de meritocratie
Met hervormingen in die zin zou de instelling van een meerpartijensysteem en vrije verkiezingen op alle niveaus overbodig blijven en zouden de beste aspecten van de meritocratie overeind worden gehouden. Bovendien zijn er al lang proefprojecten in die richting. Het geheim van de smid is de formule ‘democratie aan de basis, experiment in het midden, meritocratie aan de top’.
De democratie op het laagste plaatselijke niveau is het onderdeel van de politieke hervormingen dat het beste bestudeerd is buiten China. Veel minder aandacht is er echter volgens Bell voor de overvloed aan proefnemingen op diverse andere beleidsterreinen. Het derde onderdeel is al even weinig bekend: het parcours van veeleisende verantwoordelijkheden en zware opleidingen dat de kaderleden moeten doorlopen als ze naar de top opklimmen.
Bell wijst ook op de kloof die er blijft tussen ideaal en realiteit. De auteur schrijft oplossingsgericht over remedies die de CPC zelf heeft bedacht en voegt daar zijn eigen adviezen aan toe. Zo zorgt de overheid voor een betere afstemming van oplossingen op een specifieke regio en kijkt de partij tegenwoordig meer naar de politieke verdienste van een functionaris dan naar connecties. Bell denkt zelf aan effectievere examens, meer vrouwen ‘voor een socialer beleid’ en onderlinge beoordelingen door collega’s, om te zoeken naar kaderleden die gedreven zijn om de publieke zaak te dienen.
Plus
Bell houdt er rekening mee dat China groot en complex is met verschillende behoeften en prioriteiten, afhankelijk van het moment en van de regio waar ze spelen. Hij weet ook dat zelfs een geoptimaliseerd Chinamodel niet zomaar in andere landen zou kunnen worden overgeplant, hoewel het wel als voorbeeld zou kunnen dienen, zeker in een land als Vietnam.
De auteur heeft twee appendices toegevoegd die als pdf op internet te vinden zijn. De eerste is een onderbouwde Harmonie-index met landen gerangschikt volgens hun prestaties op het vlak van Confuciaanse waarden. De tweede is het transcript van gesprekken met Zhao Bing Bing, bij het verschijnen van het boek onderdirecteur van het Bureau Buitenlandse Zaken van de provincie Liaoning. Ze geven een fascinerende inkijk in de opleiding en de loopbaan, maar ook in de denkwereld van een Chinees communistisch kaderlid anno 2016.
Uit The China Model valt veel te leren. De auteur bestrijdt vooroordelen en pleit voor de nuancering en aandacht die hij zelf toont. Zijn oproep om eindelijk een ernstige analyse te maken van het reëel bestaande politieke systeem in China verdient een krachtige respons.
Min
De volmaaktheid is niet van deze wereld. The China Model is in hoge mate theoretisch en gericht op intellectuelen. Het komt voort uit studie, conferenties en gedachtewisselingen met professoren, studenten en enkele politieke leiders. Het zal nodig zijn ter aanvulling de praktijk en de visie van andere bevolkingsgroepen te bestuderen.
Democratie houdt natuurlijk veel meer in dan algemeen stemrecht, maar de auteur moest een keuze maken om het thema af te lijnen en de criteria die hij hierbij hanteert zijn op zich ook intrigerend en intellectueel uitdagend.
Bell zegt dat China ‘politieke leiders wil selecteren van een superieure deugdzaamheid en bekwaamheid, in het bijzonder voor de huidige Chinese context’. Dat is een goede definitie van een politieke meritocratie. Het Chinese model is echter meer dan dat. Het wil socialistisch zijn, met andere woorden: de staat laten regeren op basis van een materialistische visie, rekening houdend met sociale tegenstellingen. Daniel Bell, zelf een verklaard confucianist, denkt dat het marxisme dood is als motiverende ideologie in het huidige China. De auteur zal een willig oor vinden bij al wie in de hedendaagse scene van Chinese denkers vooral oog heeft voor persoonlijkheden zoals Yan Xuetong. Om de maatschappij te kunnen begrijpen en veranderen menen de communisten van de CPC echter wel degelijk dat ze vooral en in laatste instantie het marxisme nodig hebben. Dat alles blijkt ook wel uit de gesprekken met Zhao Bing Bing.
Daniel A. Bell: The China Model – Political Meritocracy and the Limits of Democracy Princeton. University Press, juni 2015.