Ongelofelijk, wat een lawaai de MBA-studenten in Nanjing maken als ik hun een groepsopdracht geef. Er wordt geschreeuwd, heftig gegesticuleerd, veel gelachen. De manier van discussiëren lijkt chaotisch, al kan ik door met mijn beperkte Chinees niet volgen wat er gezegd wordt. Als ik in Nederland een vergelijkbare opdracht geef aan managers zoals deze – hoog opgeleid, veel ervaring, stevige verantwoordelijkheden – dan gaat het heel anders. Men denkt rustig na, spreekt een manier van werken af, verdeelt taken en doet de opdracht stap voor stap. Geschreeuwd wordt er nooit. De sfeer is eerder een beetje mat of in ieder geval zakelijk. Ik vraag me dus af wat die Chinezen beweegt als ze er zo’n opgewonden boel van maken.
Cultuurverschillen?
De boeken en artikelen over cultuurverschillen geven me wel wat ideeën. Zo zou het allereerst wel eens kunnen zijn dat ik de studenten in een ongemakkelijke situatie breng met mijn typisch Westerse, open opdrachten, waarin wel het resultaat is omschreven maar niet de manier van werken. Ik leg veel verantwoordelijkheid in het team en wijs geen leider aan. Ik biedt geen procedure. Voor wie in een autoritaire, bureaucratische omgeving werkt en eraan gewend is dat de baas veel verantwoordelijkheid naar zichzelf toe trekt, kan dit een ongemakkelijke situatie zijn. Dan ligt het voor de hand dat iedereen zijn eigen idee gaat verkondigen maar niet goed weet hoe hij zijn inbreng moet afstemmen met de anderen. Het gangbare coördinatiemechanisme – de directe leiding van de baas – ontbreekt immers. En er ontstaat een machtsstrijd waarin degene met het grootste geluid de doorslag geeft.
Een ander idee dat door mijn hoofd speelde terwijl ik de chaos voor me zag, is dat de manier van werken iets te maken heeft met hoe verschillende culturen met tijd omgaan. Als Nederlander ben ik, net als Duitsers, gewend om één ding tegelijk te doen en een logische volgorde van activiteiten te kiezen. Ik vind het dus moeilijk als er in een groep verschillende dingen tegelijk gebeuren, als mensen tegelijk aan het woord zijn, mensen bezig zijn te sms’en terwijl ze ook met elkaar in gesprek zijn of telefoongesprekken voeren in gezelschap. Dit wordt nog versterkt door de manier waarop ik als persoon in elkaar zit: ik houd van logische structuur en lineaire processen. Kijk ik naar mensen in China dan heeft men veel meer tolerantie voor parallelle en niet-lineaire processen. In groepen praten mensen veel meer door elkaar heen, men telefoneert tijdens diners en mijn studenten zijn doorlopend aan het internetten, ook al heb ik daar regelmatig heel autoritair een eind aan proberen te maken. Men begrijpt mijn probleem niet. Want als de baas een tekstbericht stuurt tijdens mijn les, dan gaat die toch voor? Het ‘chaotische’ karakter van groepsprocessen hier is dus misschien vooral mijn onvermogen om met deze beleving van tijd om te gaan. Ik ben te simpel voor hun complexiteit.
Allemaal getheoretiseer vanuit de boeken. Maar hoe zouden de studenten hier nu zelf over denken? Ik besloot om het open op tafel te leggen als observatie, niet als kritiek of beschuldiging. Ik vroeg mijn studenten: “Hoe verklaren jullie dat een oefening als deze in Nederland heel stil en rustig verloopt en dat hier sprake is van grote opwinding die gepaard gaat met veel lawaai? Hoe moet ik dit begrijpen?”
Antwoorden van studenten
Ik kreeg verschillende interessante antwoorden. Zo was een veelgehoord geluid dat lawaai een manier is om ‘happiness’ uit te drukken. Men vond het leuk en dat merkte je. Het is een algemeen patroon wanneer mensen samen zijn en laten voelen dat ze een goede tijd hebben. Dit lijkt aannemelijk, want ook wanneer Hollanders het fijn hebben samen maken ze veel lawaai. Maar waarom dan niet in het werk?
Eén van de studenten had diep over mijn vragen nagedacht en kwam naar me toe met cultuurhistorische suggesties. Zijn eerste punt was dat de Chinezen van oorsprong een agrarisch volk vormen en dat je op het land vaak tegen elkaar moet schreeuwen om elkaar te verstaan. Dan zouden bij ons Groningers ook harder moeten praten dan Amsterdammers, dacht ik… Een tweede punt van deze student leek meer hout te snijden. In de klassieke Chinese cultuur hadden filosofen een belangrijke rol. Deze werkten vooral in omgevingen waarin zelfbeheersing en het volgen van ritueel belangrijk waren, wat je nog steeds ziet in het werk van de Confuciaanse denkers. Maar altijd binnen deze omgeving werken houdt niet iedereen vol. Als je met vrienden een goede tijd wilt hebben, zet je de rituelen van je af en ga je gedrag vertonen dat zich niks aantrekt van al die zelfbeheersing. Dan drinken en schreeuwen de mensen in een onbeheerst soort vrolijkheid. Deze observatie sluit goed aan bij wat ik heb meegemaakt bij officiële diners. De Confuciaanse buitenkant maakt daar snel plaats voor wilde uitbundigheid die wij in Nederland nauwelijks kennen. Deze student zei ook nog wat over de traditie van dichtkunst in China. Om echt iemand voor te stellen moest je in staat zijn gedichten te schrijven en voor te lezen. Dit deed je niet, zoals in het Westen, om je privé-liefde voor een of andere dame te betuigen. Nee, dichtkunst was een sociaal gebeuren waarbij mannen met luider keel hun gedichten aan elkaar reciteren. Ook daarbij hoort die combinatie van samenzijn, lawaai maken, indruk maken op elkaar en plezier hebben.
Weet ik nu waarom mijn studenten zo lawaaiig zijn? Ik denk het niet, maar dit soort verhalen helpen me wel te accepteren dat niet elke groep managers zich gedraagt als een groepje cursisten uit Rotterdam en Almere. En het wordt ook duidelijk dat de titel van deze column meer zegt over mijn irritatie als door en door Hollandse docent dan over de effectiviteit van Chinese teams.
Oproep van de redactie: Wij zijn benieuwd of mensen die ervaring hebben met training of lesgeven in China dit patroon herkennen. Zo ja, denk je dat dit gevolgen heeft voor de effectiviteit van teams in China? Hoe begrijp jij de culturele achtergronden van dit patroon? We nodigen je uit jouw ervaringen met ons te delen in de reacties!
Het voorbeeld van de rumoerigheid in restaurants herken ik zeker en het luidruchtig samenzijn in andere groepssamenstellingen ook. Het wordt ‘re nao’ (hot noise) genoemd en gezien als iets positiefs omdat het geassocieerd wordt met sociale aangelegenheden. Ik heb zelf een tijd moeten wennen aan het keihard schreeuwen om de serveerster in restaurants, maar na pogingen tot oogcontact en subtiel zwaaien was ik er al snel achter dat het de enige manier was om de aandacht te trekken. Na een jaar wist ik niet beter meer en voelde het volkomen normaal binnen de kakafonie in restaurants.
Bij colleges die ik aan universiteiten heb gegeven vond ik de studenten altijd zeer terughoudend en timide. Vragen moest ik bijna uit de aanwezigen trekken. Dat kan iets te maken hebben gehad met de taalbarrière.Groepsopdrachten heb ik ze nooit gegeven, dus daar heb ik helaas geen vergelijkingsmateriaal.
Ik vraag me wel af of het misschien ook iets te maken heeft met het competatieve karakter van de huidige Chinese samenleving waarbij er meer mensen afstuderen dan er passende banen zijn. Probeert iedereen zich binnen een groep meer te profileren door nadrukkelijk en luidruchtig aanwezig te zijn?
Ed
Dat er bij mij van weinig terughoudendheid sprake was, vat ik op als een compliment. Kennelijk gaat men zich niet voor me inhouden! Timide studenten kwam ik wel in Maastricht tegen – dat waren Chinezen tussen Westerlingen- maar dit zijn mannen en vrouwen die duidelijk gewend zijn de leiding te nemen en zich te laten horen. Stemgeluid en emotie laten zien dat je het serieus meent, denk ik.
Heel interessant om je ervaringen te lezen! Een wat leuk stuk! Misschien klinkt iets ook meer als ‘lawaai’ wanneer je niet compleet verstaat wat gezegd wordt. Je let meer op de intensiteit en het volume van geluid als je een taal zelf niet (goed) spreekt. Of heb ik dat alleen:)?
Ja, wat je niet verstaat, klinkt chaotischer, dat klopt. Maar ik let ook simpelweg op hoeveel mensen tegelijk aan het woord zijn, de manier waarop men elkaar onderbreekt of de pas afsnijdt in een discussie. Dan zie je omgangsvormen die net zoveel afwijken van Nederlandse discussies als dat het verkeer in Nanjing afwijkt van dat in Eindhoven.
Beste Huibert,
Dank voor je artikel en leuke vraagstelling. Een paar observaties van mijn kant:
– je geeft het zelf al aan, it’s all in the eye of the beholder. In jouw beleving zijn de studenten lawaaiig in vergelijking met een vergelijkbare Nederlandse groep studenten en dat ervaar jij als irritant. Ik deel Ed’s opvatting dat in China ‘renao’ of lawaai als een positieve stemming wordt gezien dus beschouw het vooral als een compliment.
– Vanuit de Confuciaanse gedachte zijn deze studenten meer gelijkwaardig aan elkaar (want zij zijn leidinggevenden op een vergelijkbaar niveau); dat roept ook meer onderlinge discussie en competitie op dan wanneer er sprake is van een ongelijkwaardige relatie tussen leraar en student. Het is vanuit deze gedachte dat studenten niet individueel reageren in een les maar wel in groepsverband. In mijn eigen trainingen werk ik veel met opdrachten voor subgroepen, dan krijg ik wel veel respons.
– In de Chinese managementstijl is het wenselijk om alle perspectieven op tafel te krijgen zodat er een meer holistisch beeld ontstaat van de situatie (tenminste, op verantwoordelijke posities); dat kan hier ook het geval zijn (zeker wanneer de opdracht niet duidelijk is). Iedereen deelt dan zijn kennis. Pas daarna volgen er meer gerichte stappen.
– Ik heb de indruk dat jouw studenten hun best hebben gedaan om jou gezicht te geven na je vraagstelling door met uiteenlopende antwoorden te komen (van happy tot historische perspectieven). Het zou ongemakkelijk zijn geweest wanneer men je niet tegemoet was gekomen met een antwoord, een vorm van gezichtsverlies. Daarnaast heeft men waarschijnlijk ook de eigen Chinese gewoonten willen verdedigen.
Tenslotte kan het inderdaad ook het geval zijn dat de opdracht te open en daardoor niet duidelijk was en dat dit tot enige ‘paniek’ heeft geleid. Daarom ben ik wel benieuwd of de studenten de opdracht uiteindelijk met succes hebben weten af te ronden (het gewenste resultaat heeft bereikt).
Leuk geschreven observatie. Nog meer bijzonder is dat Hollanders zich over dit “vraagstuk” buigen en het met hun beperkte sociaal-culturele kennis pogen te verklaren. 😉
Ter overdenking het volgende Chinese gezegde: “Eén Chinees is een draak, een groep Chinezen een worm. Eén Japanner is een worm, een groep Japanners een draak.”
Leuk om uw artikel te lezen, ja, klopt, ik heb over dit soort verschijnsel vaak nagedacht, nu krijg ik een indruk dat bepaalde mensen in China geen concept van dit soort verschijnsel hebben, “Zo maar” en ze willen ook niet discuseren met mij, ik hoor vaak “ik ben agressief” “ik ben te direct” van hun, ze leren ook vaak aan mij over “de kunst van het gebruiken van de taal”, maar ja, het is juist geen kunst van het taalgebruiken, wel een soort spelletje, ikzelf vind dit soort chaotisch en vaag heel erg.
Groeten,
Wat zou de primatoloog Frans de Waal hier over zeggen?
Toen ik china gewend was en ik kwam weer in nederland wonen. Vond ik Nederland aardig aan de saaie kant..alles moest vooraf afgesproken worden en volgens een planning. Er was dus niks spontaans. Het was in mijn ogen ook heel awkward stil.