Net zoals in aanloop naar de Zomerspelen in 2008, wordt van meerdere kanten opgeroepen tot een diplomatieke boycot van de Winterspelen in China. Eerdere boycots in andere landen hebben niets uitgehaald – misschien zelfs de mensenrechtensituatie verslechterd – en geleid tot meer eenheid onder de Chinese regering en haar bevolking over de juistheid van China’s beleid. Dat er nu wederom Spelen plaatsvinden in China, is daar een bewijs van.

Ook wordt het verbreken van de vriendschapsrelaties met Chinese steden bepleit. De stedenband tussen Arnhem en Wuhan is inmiddels op voorspraak van de gemeenteraad verbroken. Dit is een typisch voorbeeld van de Calvinistische alles-of-niets benadering. In China wordt dit gezien als een teken van zwakte.

Hebben degenen die het hardste roepen om de relaties met China te verbreken ook geen smartphone, laptop of kleding gemaakt in China in huis?

Heeft het verbreken van stedenbanden het gewenste effect?

Iedere vorm van mensenrechtenschendingen moet met alle macht bestreden worden. De vraag is echter of de afwezigheid van een officiële Nederlandse afvaardiging naar de Winterspelen, of het verbreken van provinciale- of stedenbanden, daar verandering in kan brengen. Het korte antwoord is nee.

Sommigen noemen demissionair minister van Buitenlandse Zaken Ben Knapen laf en opportunistisch, omdat hij eerst overleg met zijn EU ambtsgenoten wil afwachten voordat hij een besluit neemt. Zij vinden dat hij het voortouw moet nemen, ongeacht wat er in Brussel besloten wordt.

De EU heeft al in juli opgeroepen om geen officiële afvaardigingen naar China te sturen en koning Willem-Alexander heeft aangekondigd dat hij niet zal deelnemen vanwege de coronapandemie. Deze reden – of het excuus – zou ook goed gebruikt kunnen worden om geen ministers en diplomaten naar China te laten afreizen waardoor deze kwestie gedepolitiseerd wordt, met dank aan de Omikron-variant.

Uit eigen ervaring weet ik dat kritiek over mensenrechtenschendingen in China per definitie gepareerd wordt met vragen over mensenrechtenschendingen door Nederland. Bijvoorbeeld over hoe het koloniale bewind in de 17e eeuw heeft huisgehouden in de voormalige koloniën, de massaslachtingen door het KNIL, het geen of nauwelijks verzet bieden tegen de Jodenvervolging en de daaropvolgende massavernietiging. Meer recente voorbeelden zijn het etnisch profileren en discriminatie van onder meer Aziaten, en onlangs nog de huisuitzettingen van kinderen ten gevolge van de Toeslagenaffaire. Dit soort discussies eindigen dan in een patstelling en lossen niets op.

Een lokale Partijsecretaris of burgemeester van een stad in China kan daar helemaal niets aan veranderen en zal het niet in zijn hoofd halen om kritiek vanuit het buitenland aan te kaarten bij de partijleiding in Beijing. Kortom, het is een naïeve en zinloze gedachte dat het verbreken van banden door een Nederlandse stad ook maar enig effect zal sorteren of zal resulteren in een verandering van de situatie, laat staan een verbetering. Dat getuigt van een gebrek aan kennis over hoe China is ingericht en met dit soort eenzijdige acties omgaat.

Een multilaterale aanpak

Nederland is politiek gezien niet belangrijk voor China, is in het verleden gebleken. De mening van Nederland doet er nauwelijks toe. Eenzijdige kritiek op China’s aanpak gaat onherroepelijk gepaard met economische sancties, en het verklaren van prominenten tot persona non grata. Nederland is een paar keer eerder door China aan sancties onderworpen toen het kritiek uitoefende, en dit zal Nederland meer schade toebrengen dan China.

Megafoondiplomatie werkt niet en lokt een boemerangeffect uit, zo hebben meerdere landen in het recente verleden ondervonden. Het is van het grootste belang dat de communicatielijnen open blijven. De Koude Oorlog is gelukkig niet ontaard in een Hete Oorlog, vooral omdat ondanks alles de onderlinge communicatie in stand gehouden werd.

Ook de landelijke politiek moet goed beseffen dat ze op eigen houtje weinig kunnen klaarspelen. Nederland moet juist wèl rekening houden met het besluit van Brussel om wel of geen officiële delegatie naar de Winterspelen sturen, anders zullen wij er weer als enige uitgepikt en bestraft worden. De afwachtende houding van demissionair minister Knapen is juist verstandig en getuigt van realiteitszin. Nederland moet vooral niet een te grote broek aantrekken en kan niets uitrichten zonder een coalitie met een meerderheid van EU lidstaten. Ook de gedachte dat Nederlandse aanwezigheid op diplomatiek niveau tijdens de Winterspelen iets zal kunnen uitrichten is onnozel. Iedere unilaterale actie zonder Brussel erbij te betrekken, zoals die van D66-er Sjoerdsma, is naïef, getuigt van onkunde en is nog riskant ook.

China zal eerder luisteren – en zelfs dat valt te betwijfelen –  als het in multilateraal verband wordt aangesproken. Dus door Brussel, en nog beter: samen met andere democratische landen in de westerse wereld en in Azië.

Verbazingwekkende stilte uit de moslimlanden

Wat helemaal buiten de Oeigoeren-discussie blijft in de media, en op zijn zachtst gezegd verbazingwekkend en buitengewoon verontrustend is, is dat alle moslimlanden oorverdovend stil blijven. Ze hebben totaal geen geloofwaardige actie ondernomen tegen de onderdrukking van hun geloofsbroeders in China. Deze landen hebben zich veel teveel afhankelijk gemaakt van China om gezamenlijk tegen moslimextremisme op te kunnen treden.

Inmiddels wonen er zo’n veertig- tot vijftigduizend Oeigoeren in Turkije. President Erdogan was één van de eersten die in 2009 verklaarde dat er sprake was van genocide in de autonome regio Xinjiang. Tijdens zijn bezoek aan China in 2017 tekende hij echter een uitleveringsverdrag om Oeigoeren uit te kunnen leveren aan China!  Daar horen of lezen we niets over.

Alles overziende is het dus verstandiger en effectiever om de banden ook op decentraal niveau juist wèl in stand te houden, de communicatielijnen open te houden en met de beperkte mogelijkheden die we als Nederland alleen hebben, via stille diplomatie onze mening over normen en waarden kenbaar te maken. Daarbij helpt het wellicht de belangrijke rol aan te halen die diplomaat en politicus P.C. Chang heeft gespeeld bij het opstellen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in 1948. Chang heeft vele lezingen gehouden over de wederzijdse invloeden en overeenkomsten tussen de Islamitische en de Chinese culturen, en over de relatie tussen Confucianisme en Islam. Hij zocht juist de verbinding tussen Oost en West.

Stedenbanden zijn niet meer van deze tijd

Tenslotte is het hoognodig dat de provinciale- en stedenbanden, die decennia geleden zijn aangegaan, inhoudelijk en functioneel aangepast worden en veel meer gericht worden op contacten met de privésector in China. In hun huidige vorm zijn ze niet meer van deze tijd.

Decentrale overheden in Nederland dienen faciliterend en ondersteunend te zijn, het bedrijfsleven initiërend en leidend. Daardoor kunnen ook politieke gevoeligheden beperkt worden. Met alle respect voor hun inzet en goede bedoelingen, maar producten worden verkocht vanwege kwaliteit, niet door de aanwezigheid van een overheidsdienaar. Een thematische of sectorale aanpak verdient de voorkeur op gebieden waar vooral de Chinese bevolking beter van wordt. Vooral de aan de stedenbanden gelieerde uitwisselingen tussen kunstenaars, studenten en onderzoekers dienen in stand te blijven.

Uiteindelijk zal verandering van de situatie in China uit de bevolking moeten komen.