Eigenlijk is de titel “The Rise of China’s Grassroots intellectuals” een beetje misleidend. Het nieuwe boek van hoogleraar Sebastian Veg gaat over wat hij de minjian noemt, een groep ‘nieuwe’ Chinese denkers en organisaties. Hij beschrijft in verschillende hoofdstukken globaal de ontwikkelingen, groei, maar veelal ook de uiteindelijke beperkingen die ze tegenkomen. Het zet de lezer ook aan het denken, vooral over wat de toekomst zal brengen.

Om eerst een referentiekader te schetsen, begint Veg in zijn boek met het definiëren van de term en hoe deze groep zich in de samenleving positioneert. “De minjian bestaan uit een combinatie, op verschillende niveaus, van mensen of instituten die de volgende 3 zaken belichamen: ze zijn onafhankelijk van een staatsinkomen (zelfvoorzienend), het ontbreekt ze aan goedkeuring van het staatssysteem (informeel) en hebben een lage sociale status (niet-elite of volksbeweging). Maar de term minjian slaat niet op een georganiseerde maatschappelijke beweging (…).”

Vooral in de introductie is een academische achtergrond niet weg. Veg baseert zich sterk op onderzoek in de sociale wetenschappen om de ontwikkelingen rondom minjian te beschrijven. Dit werkt goed voor studenten die het boek gebruiken bij het schrijven van papers, maar maakt het minder toegankelijk voor de leek. Voorbij dit eerste hoofdstuk verdwijnt de theorie enigszins naar de achtergrond, maar er blijven veel zaken, zoals in het hoofdstuk over Maoïstische geschiedschrijving, die niet te plaatsen zijn zonder degelijke achtergrondkennis van de Chinese cultuur en geschiedenis.

De ‘grondlegger’ van de minjian

Auteur Sebastian Veg

De centrale figuur in Vegs boek die alle verschillende personen en groepen binnen minjian verbindt, is Wang Xiaobo. Twee cruciale termen die door hem zijn bedacht komen terug door het hele boek: kwetsbare groepen (ruoshi qunti) en de stille meerderheid (silent majority).

Volgens Wang behoort iedereen die problemen heeft met zijn of haar officiële status in China tot een kwetsbare groep. Van migrantenwerkers tot homoseksuelen, ongetrouwde volwassenen of mensen zonder een werkeenheid. De stille meerderheid overlapt deels met kwetsbare groepen, maar heeft ook nog andere kenmerken. “Deze mensen zijn stil om veel verschillende redenen. Soms hebben ze niet de mogelijkheid of kans om zich uit te spreken. Sommigen hebben iets te verbergen en weer anderen zijn vervuld van een bepaalde weerzin tegen zich uitspreken, om wat voor reden dan ook.”

Vanuit de basis die Wang’s gedachtegoed vormt, creëert Veg een netwerk met verschillende figuren die nauw met elkaar samenhangen. Vooral in de eerste 3 hoofdstukken besteedt hij hierbij ook veel aandacht aan de plek die deze personen innemen in het wetenschappelijke veld. Maar de laatste 3 hoofdstukken over film, rechtsactivisten en media zijn minder academisch van opzet. Deze raken ook meer aan zaken die bij een breder publiek bekend zullen zijn. Zo gaat Veg gedetailleerd in op de organisatie en ontwikkelingen rondom het Beijing International Film Festival en kunstenaarsdorp Songzhuang. Ook kunstenaar Ai Weiwei en blogger Han Han komen uitgebreid aan bod.

Vergane glorie of toch nog een toekomst?

Na het lezen van dit boek bekruipt me toch een soort melancholie om vergane glorie. Veel van de figuren, instituten of ontwikkelingen die Veg beschrijft, eindigen met opsluiting, blokkades van de overheid of opzettelijke tegenwerking.

Veg zegt hierover in zijn conclusie dat “een werkelijke omslag vanuit het academisch marxisme natuurlijk enkel een reden is voor de staat om zich zorgen te maken, zoals gesuggereerd wordt door de groeiende repressie van minjian platformen, of het nu film festivals, onofficiële historische bladen, rechtsbijstandsgroepen, individuele bloggers en microbloggers zijn. Hoewel de ruimte voor sociale zelfstandigheid voortdurend is gekrompen in de afgelopen jaren, blijft de Chinese samenleving zich diversifiëren en het ondermijnen van de monistische discours over samenleving en politiek kan vergaande uitdagingen creëren voor de partij. De marginalisatie van traditionele academische denkers kan ook stimulerend zijn voor een grotere diversiteit van handelswijzen, die een veralgemenisering van het Chinese denken in Westerse academische kringen kan bewerkstelligen. Desalniettemin blijft het een open vraag of minjian samenleving de verdere aantasting van de oprukkende politiestaat kan weerstaan.”

Veg blijft dus nog vrij positief, maar de waarheid lijkt zijn boek in te halen. De Communistische Partij laat ongewenste boekhandelaren en advocaten oppakken, in de kunst en media is er ongebreidelde (zelf)censuur, ruimte voor discussie of onafhankelijke platformen bestaat nauwelijks.

Tegelijkertijd is zijn boek ook een bewijs van de pluraliteit die heeft bestaan in de Chinese samenleving en hier goed gedocumenteerd is. Als er in eerdere tijden van onderdrukking een dergelijke diversiteit van stemmen zijn weg heeft kunnen vinden, dan kunnen we toch deels erop vertrouwen of hopen dat dat ook in de toekomst zo blijft. Hoewel het voor de leek niet gemakkelijk te lezen is, laat dit boek zien dat het goed is om te onthouden dat er veel is wat overheid en samenleving ontgaat.

Minjian – The Rise of China’s Grassroots Intellectuals, Sebastian Veg, Columbia University Press april 2019, e-book €50,99, hardcover €69,99, 368 pag, ISBN 9780231191401.